22 april 2022

5 dingen die je moet weten als je een bestuurlijke boete krijgt

Categorie: Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete kan je opgelegd worden door de gemeente (of een ander bestuursorgaan).  Bijvoorbeeld een boete voor illegaal verhuren van je woning aan toeristen bedraagt in Amsterdam € 20.500. Zowel een particulier als onderneming kan de boete krijgen. Ook een boete voor illegaal woningdelen kan stevig zijn. Als de boete door de politie wordt opgelegd is het meestal een strafrechtelijk boete, daarvoor gelden andere regels. Ik bespreek vijf vuistregels die van belang zijn als je een boete van de overheid krijgt.

1. Je hoeft niet mee te werken aan je eigen veroordeling tot een bestuurlijke boete

Als je uit de handelwijze van een handhaver of de inspectie kan afleiden dat er een bestuurlijke sanctie zal worden opgelegd, dan ben je niet langer verplicht ten behoeve van deze dreigende sanctie inlichtingen omtrent de overtreding te verstrekken. Niemand is gehouden is tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen, dat is het zogenoemde nemo tenetur-beginsel (art. 14 lid 3 sub g, IVBPR). In het Funke arrest (EHRM 25 februari 1993, NJ 1993, 485) is bepaald door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat het zwijgrecht en het recht jezelf niet te beschuldigenook besloten ligt in het «fair trial»-beginsel van artikel 6, eerste lid, EVRM. Het zwijgrecht treedt dan “in werking’, en dat moet de betrokkene dus zelf aanvoelen als je wordt ondervraagd ter zake van een overtreding die tot het opleggen van een bestuurlijke boete kan leiden. Tegenover het zwijgrecht staat dat de bestuursrechtelijke wetgeving de verplichting oplegt om inlichtingen aan bestuursorganen te verstrekken (de medewerkingsplicht; art. 5:20 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Dit roept de vraag op waar de inlichtingenplicht ophoudt en het zwijgrecht begint. Dat is dus het moment dat je uit de handelwijze van het bestuursorgaan redelijkerwijs de conclusie kan verbinden dat je verdacht wordt van een overtreding met de mogelijke consequentie dat er een bestuurlijke sanctie zal worden opgelegd. Vanaf dat moment ben je niet (meer) verplicht ten behoeve van de boeteoplegging enige verklaring over de vermeende overtreding af te leggen.

2. De boete is onterecht als de overtreding niet aan jou kan worden verweten

Uit art. 5:41 Awb volgt dat geen boete opgelegd mag worden als de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Ook bij een bestuurlijke boete geldt: geen straf zonder schuld. Indien een boete wordt opgelegd moet je dus aantonen dat je geen schuld hebt aan de overtreding en deze dus niet aan jou verweten kan worden. Dan kan bijvoorbeeld een rechtvaardiginggrond zijn. Bijvoorbeeld: iemand moet een overtreding maken om een ongeval te voorkomen. Vreemd genoeg hoeft de overheid de verwijtbaarheid niet te bewijzen, maar uit het boetebesluit moet wel blijken dat de betrokkene de overtreding heeft gemaakt. Dat heet daderschap. Als vermeende overtreder moet je dus de verwijtbaarheid weerleggen, ook al is dat soms niet eenvoudig. Gedeeltelijke verwijtbaarheid van de overtreding kan tot gedeeltelijk matiging van de boete leiden. Overleg met een advocaat kan zinvol zijn omdat dit een onderwerp is waar ook rechtspraak over is waarin nuances zijn geformuleerd op dit beginsel.

3. Je hebt zwijgrecht zodra je als overtreder/verdachte wordt aangemerkt

Wanneer geldt het zwijgrecht (art. 5:10a Awb) voor een betrokkene en wanneer de medewerkingsplicht (art. 5:20 Awb)? Waarschijnlijk merkt je als betrokkene wel wanneer een handhaver meent dat je een overtreding hebt begaan en dus een verdachte bent. Indien u als verdachte wordt ondervraagd of gehoord, of bij een verhoor door de inspectie, dan kunt u zich beroepen op uw zwijgrecht en uw advocaat te bellen. Ingeval u als getuige wordt gehoord, dient u zich te beroepen op uw geheimhoudingsplicht (uit hoofde van uw beroepsregels) en weigeren te antwoorden. De inspectie/toezichthouder kan slechts medewerking vorderen indien dat redelijkerwijs nodig is voor het uitoefenen van toezicht. Artikel 5:10a Awb voorziet in een cautieverplichting voorafgaand aan het verhoor, omdat de betrokkene zwijgrecht toekomt indien en zodra hij wordt verhoord ‘met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie’. De cautie houdt in dat de handhaver of inspecteur mededeelt: “u bent niet verplicht te antwoorden”. Of er wordt voldaan aan de medewerkingsplicht op grond van artikel 5:20 lid 1 Awb wordt beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de vordering. Aan een verzoek tot medewerking moet op eerste vordering worden voldaan. Soms zal dan een afweging gemaakt moeten worden of meewerken jezelf niet in problemen brengt.

4. Reageer op het boeterapport of verslag van constatering van de overtreding

Als een boeterapport is opgesteld door de inspectie of handhaver dan is deze doorgaans voornemens een boete op te leggen. Je kunt ook vragen om de gegevens van de handhaver (art. 5:49 Awb). In dat geval dient binnen 13 weken beslist te worden omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete (art. 5:51 Awb) Een voornemen tot een sanctie dient eerst aangekondigd te worden, tenzij sprake is van een spoedeisende situatie welke direct ingrijpen vereist of handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. De rapportage is nog geen besluit maar zijn constateringen en conclusie in dat rapport of verslag dienen goed gecontroleerd moeten worden. Soms wordt in het boeterapport naar een boete toe geredeneerd; worden er onterechte conclusies getrokken of onjuiste veronderstellingen gedaan. Reageer dus altijd op een rapport of verslag als daarin niet alle feiten en omstandigheden juist zijn weergegeven. Het rapport wordt immers gebruikt als motivering voor de oplegging van de boete door de instantie die de overtreding wil beboeten.

5. Je hebt altijd recht tegen een voornemen een boete op te leggen een zienswijze in te dienen: doen !

Indien de handhaver meent dat een overtreding is begaan die vatbaar is voor een sanctie dan ontvangt de overtreder een schriftelijke kennisgeving van het voornemen van de toezichthouder om (bijvoorbeeld) een boete op te leggen. Je kan dan kan binnen twee weken op reageren en een zienswijze indienen. Het is vaak zinvol een advocaat bestuursrecht de zienswijze op te laten stellen teneinde het bestuursorgaan te bewegen af te zien van de boete. Het boetebesluit wordt immers gevolgd door invordering met een invorderingsbesluit. Ook kan de zienswijze in een gesprek met de handhaver overhandigd worden. De toezichthouder beoordeelt de ingediende zienswijze tegen het voornemen boete op te leggen. Naar aanleiding van de zienswijze kan de toezichthouder besluiten niet tot een sancties over te gaan of de boete te matigen. Wordt toch de voorgenomen sanctie opgelegd dan ontvangt het bedrijf een brief waarin staat dat een boete wordt opgelegd en hoe hoog die is; dat is het boetebesluit of de boetebeschikking. Wanneer een boete is opgelegd door een instantie dan ontvangt de overtreder van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) een acceptgiro. Binnen zes weken kan bezwaar aangetekend worden tegen een boete en schorsing van het besluit gevraagd worden. Aangezien dan een juridisch traject in werking treedt, is het zinvol een het team bestuursrecht van Blenheim te raadplegen.

Als je een vraag hebt over bestuurlijke boete neem dan vrijblijvend contact op met Blenheim.