15 juli 2022

7 tips van advocaat over weigering van een vergunning

Categorie: Vergunningen

Weigering van een vergunning door de overheid kan reden zijn een advocaat bestuursrecht in te schakelen. De weigering van de vergunning dient op een weigeringsgrond gebaseerd te zijn. Dat geldt voor alle vergunningen, zoals een horecavergunning, omgevingsvergunning, schaarse vergunning, e.d..

Een advocaat bestuursrecht kan een analyse maken van de rechtmatigheid van het besluit weigering van de vergunning. Tegen het besluit is bezwaar en beroep mogelijk. Hetgeen ik hieronder vermeld geldt ook voor een besluit tot intrekking van een vergunning. Lees meer hierover in mijn boek De Strijd om Schaarse Vergunningen.

Tip 1: bereid aanvraag van de vergunning goed voor

De grond voor weigering van een vergunning is geregeld in de wet, een verordening of beleidsregels of een combinatie daarvan. Daarom is het zinvol om voorafgaande aan de aanvraag goed te inventariseren wat het juridisch kader is waarbinnen wordt besloten over de aanvraag. De aanvrager kan zijn aanvraag daar immers op afstemmen. Een advocaat bestuursrecht kan daarbij behulpzaam zijn. Weigeringsgronden kunnen een al dan niet limitatieve opsomming zijn van gronden om een specifiek aanvraag te weigeren. Op voorhand is kenbaar voor een aanvrager van de vergunning welke vereisten er zijn voor de betreffende vergunning; de aanvrager zal aan die voorwaarden moeten voldoen. Dat kan soms complex zijn als een aanvraag ook getoetst moet worden aan milieuvoorschriften; denk aan geluidsnormen bij de aanvraag van een evenementenvergunning. Gronden voor weigering kunnen limitatief zijn zonder dat de gemeente bevoegd is nadere regels te stellen. Dat geldt bijvoorbeeld voor artikel 26 Huisvestingswet waarin de intrekkingsgronden limitatief zijn opgenomen. Er is dan geen ruimte voor de gemeente om in een verordening aanvullende gronden voor weigering van de vergunning op te nemen. Bij aanvraag van een AFM-vergunninggelden bijvoorbeeld eisen van geschiktheid voor een bestuurder

Tip 2: geef altijd een zienswijze tegen voornemen tot weigering vergunning

De vergunningverlener zal op basis van art. 4:7 en 4:8 Awb eerst het voornemen kenbaar maken dat er een voornemen is om de aangevraagde vergunning te weigeren, tenzij het een kwestie van financiële aard is (vaststellen boete) dan staat namelijk de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Als voornemen tot weigering van een vergunning tot een besluit leidt, dan kan de aanvrager van een vergunning een zienswijze indienen tegen een voornemen tot weigering vergunning. In de zienswijze tegen het voornemen kan de aanvrager uiteen zetten waarom dit besluit onterecht zou zijn. Dat kan schriftelijk of mondeling. Ook een advocaat bestuursrecht kan de zienswijze indienen en de juridische argumentatie daarbij geven. Een weigering kan om meerdere reden onterecht zijn: er zou sprake kunnen zijn van schending van de wet (een weigeringsgrond ontbreekt) alsmede van schending van diverse beginselen van behoorlijk bestuur. Wanneer het voornemen resulteert in een op een rechtgevolg gericht besluit tot weigering van een vergunning dan kan de aanvrager met een advocaat bezwaar en beroep aantekenen. Ook kan weigering van een vergunning onrechtmatig zijn. Dat hangt altijd af van de feiten en omstandigheden. De aanvrager van een vergunning dient aan te dringen op een gemotiveerde belangenafweging in het te nemen besluit over de vergunning. Lees ook: zienswijze indienen tegen voornemen handhaving.

Tip 3: controleer grond voor weigering vergunning zorgvuldig

Weigering van een aangevraagde vergunning kan alleen plaatsvinden als er een weigeringsgrond is. De weigering is een besluit waartegen binnen 6 weken bezwaar aangetekend kan worden. De grond voor weigering is belangrijk om snel te (laten) controleren omdat daartegen binnen 6 weken bezwaar ingediend kan worden als de weigeringsgrond onterecht is. Bijvoorbeeld: aan de (hoedanigheid van ) de aanvrager kunnen ook eisen gesteld worden; zoals, de aanvrager minimaal 21 jaar moet zijn, en dat de aanvrager (exploitant van een horecagelegenheid) van goed levensgedrag moet zijn zoals bepaald in art. 8 van de Drank en Horecawet en doorgaans ook in de APV. Dat zal niet het geval zijn als de aanvrager recentelijk is veroordeeld wegens een geweldsdelict. Er zijn geen beperkingen gesteld aan de feiten om omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken (Raad van State, 31 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2007:BB6825). De gemeente hoeft zich bovendien niet te beperken tot feiten en omstandigheden gerelateerd aan de exploitatie van een inrichting (Raad van State, 2 februari 2011 ECLI:NL:RVS:2011:BP2763). De vraag is bij deze beoordeling of de vergunningverlener zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat appellante niet langer niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

Tip 4: check of Bibob toetsing bij weigering vergunning niet speculatief of zorgvuldig is

Ook kan een Bibob toetsing plaatsvinden. Bibob staat voor Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De Wet Bibob bepaalt onder meer dat de overheid vergunningen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties mag weigeren of intrekken als er gevaar bestaat dat criminelen misbruik van een vergunning. Daarbij wordt de integriteit van de aanvrager onderzocht Beoordeeld moet worden of er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning (mede) gebruikt zal worden om strafbare feiten te plegen. Dat gebeurt bij de aanvraag van een vergunning voor vastgoed, subsidie, (grote) evenementen zoals vechtsportgala’s, exploitatievergunning voor een horecabedrijf en kansspelen zoals een speelautomatenhal. Ook is toetsing op grond van de Wet Bibob mogelijk wanneer er signalen zijn dat de aanvrager of diens zakelijke kring in verband gebracht kunnen worden met strafbare feiten.

Weigering horecavergunning wegens slecht levensgedrag

In een APV of een Horecaverordening zijn doorgaans de weigeringsgronden voor een horecavergunning geregeld en de algemene weigeringsgrond dat leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn, is geregeld in artikel 8, tweede lid, onder b, van de Drank- en Horecawet (DHW). Zodra een leidinggevende niet meer aan de vereisten zou voldoen bestaat er een intrekkingsgrond ingevolge art. 31 DHW

Voor evenementen is dit doorgaans ook in de lokale APV geregeld: een evenementenvergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, het voorkomen van overlast, de verkeersveiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid of gezondheid. En daarnaast kan er een separaat evenementenbeleid zijn waarin ook regels zijn opgenomen die van belang zijn voor de besluitvorming over de aanvraag.

Tip 5: laat advocaat weigering van vergunning op rechtmatigheid controleren

Een advocaat bestuursrecht zal analyseren of de overheid zich aan het toepasselijke wettelijk kader heeft gehouden ook kan de advocaat controleren of een beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden. Ook bij een besluit tot weigering van een vergunning dient de vergunningverlenende instantie de beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen. Het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 Awb houdt in dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen vergaart. Ingevolge het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4 AWB) dient de overheid de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen, zo ver niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. De nadelige gevolgen van een besluit mogen voor één of meer belanghebbenden niet onevenredig zijn in de verhouding met de tot het besluit te dienen doelen. Een besluit tot weigering van een vergunning dat er geen sprake is van ernstig gevaar en de aangevraagde vergunningen verleend zullen worden – desnoods onder voorwaarden –, mag niet onevenredig zijn (zie artikel 3, vijfde lid, Wet Bibob) in relatie tot het beoogde doel van de Wet Bibob.

Tip 6: dien tijdig bezwaar en beroep tegen besluit weigering vergunning

De aanvrager van een vergunning die het niet eens is met de weigering van de vergunning kan een bezwaarschrift indienen bij de vergunninginstantie. Dat moet uiterlijk binnen 6 weken na het besluit. Een advocaat bestuursrecht kan daarvoor als specialist ingeschakeld worden. In geval van afwijzing van het bezwaar kan beroep ingesteld worden bij de rechtbank. In de procedure kan de advocaat bestuursrecht ook de (rechtmatigheid van de) regelgeving waar het besluit op is gebaseerd aan de orde kan stellen in een procedure. Exceptieve toetsing houdt in dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing dient te laten, indien dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Regelgeving of voorschriften kunnen wegens strijd met een algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing worden gelaten indien het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de feitelijke omstandigheden en de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het voorschrift bekend waren of op grond van deugdelijk onderzoek behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot vaststelling van dat voorschrift heeft kunnen komen. De rechter heeft echter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Het is aan de vergunningverlener de verschillende belangen en de feiten en omstandigheden die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen (Raad van State, 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3130).

Tip 7: vraag een voorlopige voorziening bij bestuursrechter

De belangen bij de verlening een vergunning zijn vaak groot. De gevolgen van een weigering van de vergunning kunnen voor de aanvrager ernstig zijn. Soms zijn al voorbereidingen getroffen voor de onderneming en investeringen gedaan. Een besluit tot weigering van een vergunning dat naar gevoel van de aanvrager te lichtzinnig, onevenredig of gewoon fout vraag dan ook om snelle actie. Dat is mogelijk door direct bezwaar in te dienen met een advocaat en tegelijk een voorlopige voorziening aan te vragen bij de bestuursrechter. De rechter is op dat moment de enig objectieve instantie die de vergunningsinstantie tot de orde kan roepen als het besluit onzorgvuldig is. De bestuursrechter kan ten gunste van de aanvrager van de vergunning een voorziening treffen zoals het tijdelijk toestaan van de activiteit waarvoor vergunning is gevraagd; toestaan onder een oude vergunning door te werken; een oordeel te geven over de weigering en de gemeente (of andere bevoegde instantie) gelasten zo spoedig mogelijk een nieuw besluit te nemen.

Toetsing weigering vergunning in beroepsprocedure

Een besluit van een bestuursorgaan om een vergunning te weigeren of in te trekken zal doorgaans terughoudend worden getoetst door een rechter; dat gebeurt in de beroepsfase indien het bezwaarschrift is afgewezen. De rechter mag niet op de stoel van het bestuur gaan zitten. De rechter toetst de rechtmatigheid van het besluit en kijkt of de in het geding zijnde belangen op een zorgvuldige manier zijn afgewogen en in redelijkheid van de bevoegdheid gebruik is gemaakt. Daarbij kijkt de rechter ook of het besluit niet onevenredig is en of er bijzondere omstandigheden zijn waarmee in afwijking van het beleid rekening gehouden had moeten worden (inherente afwijkingsbevoegdheid van art. 4:84 Awb). Een dergelijke toets uit zich dan meestal in de volgende bewoordingen: de rechter heeft geen grond gevonden voor het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft kunnen maken de exploitatievergunning te weigeren, omdat de vrees van de burgemeester dat het woon- en leefklimaat en de openbare orde door de aanwezigheid van de inrichting in de toekomst zouden kunnen worden verstoord, niet zou opwegen tegen het belang van aanvrager bij het verlenen van de exploitatievergunning (Raad van State, 2 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP2763). Ondanks terughoudende toetsing door rechter sneuvelen er echter regelmatig besluiten met weigering van een vergunning bij de bestuursrechter.