8 januari 2013

Aansprakelijkheid gemeente bij schade door gebrekkig beheer en onderhoud

Categorie: Aansprakelijkheidsrecht, Bouwrecht, Vastgoedrecht

De stand van grondwater is belangrijk vor behoud van de fundering van panden. Indien houten funderingspalen zich geheel of gedeeltelijk boven het niveau van het grondwaterpeil bevinden, kan schimmelvorming optreden waardoor de palen worden aangetast. Het proces van schimmelvorming en aantasting wordt tot staan gebracht als de paal weer onder het grondwaterniveau komt te staan, maar gaat verder zodra de paal weer droog komt te staan. Dat speelde in de zaak over funderingsschade van de Hoge Raad, 30 november 2012, LJN: BX7487.

Uitgangspunt wet bij aansprakelijkheid overheid

In de parlementaire geschiedenis is vermeld over aansprakelijkheid van de overheid:
“De benadeelde, die ten gevolge van de gebrekkige toestand van de opstal schade heeft geleden en deswege de bezitter van de opstal wil aanspreken, moet stellen en bij betwisting bewijzen, dat het gebouw of werk door zijn gebrekkige toestand gevaar opleverde voor personen of zaken en dat dit gevaar zich in casu heeft verwezenlijkt. Natuurlijk zal hier in vele gevallen ,,res ipsa loquitur” gelden: uit het feit van de instorting put de rechter het vermoeden dat het bouwwerk in een gebrekkige toestand verkeerde.”

Gebrekkig onderhoud gemeente: vermoeden van aansprakelijkheid

Bij een verzakking van een kademuur overwoog de rechter: het enkele feit van de kadeverschuiving zal in het algemeen voldoende zijn voor het aannemen van het vermoeden dat de kade (dijk) niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen, behoudens door de bezitter ervan te leveren tegenbewijs.

Aansprakelijkheid bij overstroming riool niet vanzelfsprekend

De enkele omstandigheid dat een dijk water doorlaat of dat een dakpan naar beneden valt, betekent nog niet dat er dus in juridische zin sprake was van een gebrek. Datzelfde geldt voor aanspakelijkheid voor een gebrekkig riool. Ook als juist zou zijn dat de schade door de riolen is veroorzaakt – in welk geval deze in feitelijke zin gebrekkig zouden zijn geweest -, betekent dat niet dat daarmee in juridische zin sprake is van een gebrek. Of van een gebrek in juridische zin sprake is, moet – als gezegd – worden beoordeeld aan de hand van een aantal omstandigheden. Dat is een juridische vraag die, zo nodig, door de rechter moet worden beantwoord. In deze zaak over verzakte riolering oordeel het gerechtshof “dat van niet meer of anders kan worden uitgegaan dan dat er destijds zekere problemen waren met het rioleringssysteem, maar dat niet – ook niet bij wege van fictieve wetenschap – kan worden aangenomen dat er een probleem bestond dat de gestelde schade (verrotten van fundering van huizen die droog kwamen te staan)had kunnen veroorzaken.”

Schade fundering door gebrekkig riool

In de uitspraak van 30 november 2012 wordt de gemeente Dordrecht niet aansprakelijk geacht voor de schade veroorzaakt door de problemen met de riolering. De rechter: “Nadat zij sinds september 2000, naar aanleiding van een in haar opdracht ingesteld onderzoek, op de hoogte was geraakt van de omvang van de concrete funderingsproblematiek, is niet onjuist en in elk geval toelaatbaar dat zij de problematiek eerst bloksgewijs verder in kaart heeft gebracht en dat zij enige tijd nodig had om beleid te ontwikkelen. De door de Gemeente in de periode na 2001 gekozen aanpak, waarin op basis van dit onderzoek prioriteiten werden gesteld, kan de toets der kritiek ruimschoots doorstaan, mede gelet op de beschikbare financiële middelen, de door haar af te wegen tegenstrijdige belangen en de door haar gestelde – en begrijpelijke – prioriteiten”.
In een ander uitspraak heeft het Gerechtshof in Den Haag geoordeeld dat het gemeentelijk beleid niet gericht behoefde te zijn op het voorkomen en verhelpen van elke drainerende werking van riolen.

Aansprakelijkheid gemeente voor schade fundering niet vastgesteld

Per saldo is aansprakelijkheid van de gemeente in deze zaak niet aangenomen omdat:

  • het verschil tussen aansprakelijkheid van de overheid op de voet van art. 6:174 en 6:162 BW is gelegen in de fictieve bekendheid bij de aansprakelijke persoon met het feitelijke gebrek waarvan in het eerste geval wél en in het tweede niet moet worden uitgegaan;\
  • er is onvoldoende gesteld over een feitelijk gebrek in de rioleringen dat van belang zou kunnen zijn in verband met de gestelde schade aan de funderingspalen van de huiseigenaren;
  • als al zou moeten worden aangenomen dat sprake was van fictieve bekendheid met een feitelijk gebrek aan de rioleringen als zojuist bedoeld, dan zou op de voet van art. 6:162 BW geen aansprakelijkheid hebben bestaan. Het Hof grondt dat oordeel op een – in cassatie niet bestreden – afweging van een aantal factoren en omstandigheden.
  • voor zover de vordering is gegrond op het niet tijdig entameren van vervolgonderzoeken, kan de grondslag slechts worden gevonden in art. 6:162 BW. Voor de Gemeente bestond geen reden om uit te gaan van een zodanige urgentie (te weten van voor de betrokken woningen serieuze dreigingen) dat een grotere voortvarendheid nodig was.

Hoge Raad, 30 november 2012, LJN: BX7487