Een exploitatieplan in een bestemmingsplan is bedoeld voor kostenverhaal door de gemeente. De totale kosten van de gemeente voor de planvorming dient de gemeente te verdelen over alle exploitanten in het plangebied (projectontwikkelaar), naar rato van de opbrengsten per ontwikkelaar. Kosten zijn slechts verhaalbaar voor zover er in het plangebied ook opbrengsten tegenover staan. Iedereen die in het plangebied ontwikkelt betaalt naar evenredigheid mee aan de ontwikkeling. Het exploitatieplan bevat op basis van artikel 6.13 Wro, ten minste een kaart van het plangebied, een omschrijving van de uit te voeren werken en een exploitatieopzet. Ik bespreek hieronder een voorbeeld over het bestemmingsplan Amstelstation e.o. waarbij geen exploitatieplan werd vastgesteld.
Wanneer is een bestemmingsplan in strijd met goede ruimtelijke ordening?
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, al dan niet met een exploitatieplan, heeft de gemeente beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de gemeente uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Als beroep tegen het bestemmingsplan wordt aangetekend toetst de rechter deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De procedure voor vaststelling bestemmingsplan
De procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan vangt aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Afgezien van de omstandigheid dat daartoe geen wettelijke verplichting bestaat, is voorts niet in geschil in deze zaak dat tussen Vastgoed N.V. als projectontwikkelaar en het dagelijks bestuur van de gemeente overleg is geweest over onder meer de inrichting van het plangebied. Dat dit overleg bij dit bestemmingsplan niet heeft geleid tot de door de ontwikkelaar gewenste uitkomst, leidt niet tot het oordeel dat het bestemmingsplan hierdoor in strijd met de zorgvuldigheid is vastgesteld. De projectontwikkelaar ging in beroep tegen het besluit tot (gewijzigde) vaststelling van het bestemmingsplan.
Bevoegdheid gemeente tot wijziging bestemmingplan bij besluit vaststelling bestemmingsplan
De gemeente is bevoegd om bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarin al dan niet ambtshalve wijzigingen aan te brengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zodanig groot zijn dat sprake is van een wezenlijk ander bestemmingsplan, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. het oorspronkelijk voorziene kantoorvloeroppervlak in het plangebied te hebben verminderd met 60%. Dit neemt volgens de gemeente niet weg dat het stationsgebied alsmede de omgeving daarvan, in vergelijking met andere kantoorgebieden in de stad, vanwege de goede bereikbaarheid en de aanwezige voorzieningen, een goede marktpotentie hebben.
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan betekent geen wezenlijk anders bestemmingsplan
De Afdeling acht voormelde afwijkingen van het ontwerpplan naar hun aard en omvang niet zo groot dat geoordeeld moet worden dat daardoor nu een wezenlijk ander bestemmingsplan voorligt. Hierbij betrekt de Afdeling niet alleen de omvang van het plangebied, maar ook dat in het ontwerpplan met de bestemming “Gemengd – 1 (GD-1)” werd voorzien in dezelfde functies als waarin nu met de bestemming “Gemengd – Uit te werken (GD-U)” wordt voorzien en dat de ruimtelijke uitstraling van Blok A, overeenkomstig de wens van Vastgoed N.V., is verkleind. Vaststaat dat Vastgoed N.V. het perceel aan de Prins Bernardlaan in erfpacht heeft.
Projectontwikkelaar geen belanghebbende in beroep tegen ontbreken exploitatieplan
De projectontwikkelaar kan op grond van artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro niet als belanghebbende worden aangemerkt bij het besluit tot het niet vaststellen van het exploitatieplan. In het onderhavige geval voorziet het bestemmingsplan niet in bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro op de bij aan Vastgoed N.V. in erfpacht gegeven gronden. Hiervoor is volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wro van belang dat degenen die uit hoofde van een exploitatieplan geconfronteerd kunnen worden met het verhaal van kosten, verbonden aan exploitatie van de gronden gelegen in het exploitatiegebied, hiertegen rechtsmiddelen moeten kunnen aanwenden. Zoals de Afdeling eerder bij haar uitspraak van 15 februari 2012, in zaak nr. 201011643/1/R2, oordeelde betekent dit dat degenen van wie vaststaat dat zij niet rechtstreeks met een kostenverhaal uit hoofde van een exploitatieplan te maken zullen krijgen, dienaangaande niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.