20 februari 2012

Curator gebruikt bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement regelmatig

Categorie: Bestuurdersaansprakelijkheid

De grondslag van de vordering van de curator tegen de bestuurder is vaak het schenden van de publicatieplicht, ofwel niet tijdig publiceren van jaarstukken. Dat leidt tot onbehoorlijke taakvervulling, zo bepaalt de wet. De bestuurders mogen dan dit bewijsvermoeden weerleggen. In deze zaak deden de bestuurders dat succesvol (Gerechtshof Arnhem 19 juli 2011, LJN BR3465).

Omkering bewijslast bij bestuurdersaansprakelijkheid

De bestuurders weten het bewijsvermoeden voldoende te weerleggen door gemotiveerd uit te leggen wat de gang van zaken is geweest. Dat betekent dat de curator niet slaagt in de vordering dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur, dat een belangrijke oorzaak van het faillissement is.

Schuld bestuurder BV van onbehoorlijke taakvervulling

Het Gerechtshof overweegt dan of sprake is van de zogenaamde interne aansprakelijkheid, op grond van artikel 2:9 BW. Daarin is bepaald dat iedere bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke taakvervulling van de hem opgedragen taak. Bij deze vordering heeft de curator een tegenstrijdig belang verweten aan de bestuurders. Een tegenstrijdig belang kan volgen uit een artikel in de statuten in relatie tot de besluitvorming over de ontbinding van een licentieovereenkomst. De curator heeft naar oordeel van het Hof echter onvoldoende gesteld om dit tegenstrijdig belang aan te tonen. Degene die zich op tegenstrijdig belang beroept, zal voldoende moeten motiveren waarom het persoonlijke belang van de bestuurders in deze specifieke kwestie tegenstrijdig zou zijn met het belang van de vennootschap. De vordering van de curator wordt in deze zaak afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.