20 januari 2012

Wat kan uw advocaat doen bij bestuurdersaansprakelijkheid?

Categorie: Bestuurdersaansprakelijkheid

De rechter neemt aan dat een bestuurder van een vennootschap aansprakelijk is, indien hij in zijn behoorlijke taakuitoefening tekort schiet en een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden. Indien de schuldeiser zich niet kan verhalen op de vennootschap, zal hij trachten de bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk te stellen.

Bestuurdersaansprakelijk indien directeur verplichting aangaat

Je kunt twee situaties onderscheiden. In de eerste situatie gaat de bestuurder namens de vennootschap de verplichtingen aan, terwijl hij eigenlijk wel wist dat de vennootschap de aangegane verplichting niet zou kunnen nakomen. Deze situatie is in het zogenaamde Beklamel-arrest aan de orde geweest. Dit kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder. De Hoge Raad heeft aangenomen dat indien de bestuurder wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan deze verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, dan kan dat tot aansprakelijkheid van de bestuurder leiden. Het is alleen anders indien hij omstandigheden aanvoert waaruit blijkt dat hem geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden van de benadeling van de betrokkene.

Aansprakelijkheid directeur die contract BV niet nakomt

De tweede situatie welke onderscheiden kan worden, is als de bestuurder toestaat dat de vennootschap een wettelijke of contractuele verplichting niet nakomt. Handelen of nalaten van de bestuurder moet in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig zijn, dat hem een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden. Dan is de bestuurder persoonlijk aansprakelijk. In een arrest van 8 december 2006 (NJ 2006, 659) overwoog de Hoge Raad dienaangaande:

Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake zijn of kunnen zijn als vast komt te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen, en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen.”

Bestuurder vennootschap moet bewijzen dat zijn handelen geen oorzaak faillissement is

In beginsel rust bewijslast van dergelijke persoonlijke aansprakelijkheid op de schuldeiser die de bestuurder aanspreekt. Er kunnen echter situaties zijn dat de rechter de bewijslast omdraait:

“Er kunnen zich gevallen voordoen waarin het zo zeer voor de hand ligt dat degene die de volledige zeggenschap had over de vennootschap wordt belast met het bewijs dat hij “wist noch behoorde te weten” dat, indien de rechter niettemin de verhaalszoekende eiser belast met het bewijs van het tegendeel, hij behoort te preciseren welke bijzondere omstandigheden zulks rechtvaardigen.”

Hieronder nog enige voorbeelden uit de rechtspraak:
Hof ’s-Hertogenbosch 4 december 2007, JOR 2008/30: eisers: de bestuurder van de v.o.f. had de betreffende opdrachten niet meer aan de v.o.f. mogen verstrekken gezien de zeer slechte financiële situatie van de v.o.f. en het onafwendbare faillissement, dat de bestuurder had moeten voorzien. Het hof is echter van oordeel dat de bestuurder geen onaanvaardbaar risico. Wetenschap van ‘enig risico’ dat de vennootschap een verplichting niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden is niet zonder meer voldoende voor persoonlijke aansprakelijkheid.
Rb Rotterdam 12 maart 2008, JOR 2008/151: in de regel is sprake van een ernstig verwijt (behoudens door de bestuurder te stellen bijzondere omstandigheden) bij selectieve betalingen waarbij groepsvennootschappen worden betaald met voorrang boven externe crediteuren, evenals bij privéonttrekkingen door de bestuurder indien deze wist of behoorde te weten dat externe crediteuren hierdoor benadeeld zouden worden.
De Rb geeft bestuurders een verzwaarde motiveringsplicht, nu een bedrag van 400k is uitbetaald zonder dat duidelijk wordt aan wie, terwijl gelijktijdig vaststaat dat facturen van groepsvennootschappen wel en externe crediteren niet zijn voldaan, hetgeen een aanwijzing is voor onrechtmatig handelen.
Hof ’s-Gravenhage 16 september 2008, JOR 2009/5: Het kan de bestuurder niet als o.d. worden aangerekend dat hij voor het bedrijf transacties afsluit of bevestigt op een moment dat weliswaar het risico bestaat dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet kunnen worden voldaan en evenmin verhaal kan worden geboden, maar er toch reële overlevingskansen zijn. (…) Het omslagpunt ligt op het moment dat de bestuurder weet of redelijkerwijs behoort te weten dat een deconfiture van het bedrijf (nagenoeg) onafwendbaar is en er geen reële kans meer is dat het zijn verplichtingen zal kunnen voldoen en verhaal zal bieden; dan is er geen reden meer om de zorgplicht jegens derden achter te stellen bij de belangen van het bedrijf dat toch al tot de ondergang is gedoemd.
Hoge Raad, 26 maart 2010, NJ 2010, 189: “het onbetaald laten van een schuldeiser levert niet per definitie een onrechtmatige daad van de bestuurder van de vennootschap op. Onrechtmatig is in ieder geval wel de uit betalingsonwil voortvloeiende weigering van een bestuurder om een verbintenis van de rechtspersoon te voldoen.”