Advocaat over executieverkoop, de bewaarder en de opslagkosten
Categorie: Bestuursrecht, Vastgoedrecht
In de algemene voorwaarden van een bewaarder is meestal een pandrecht opgenomen. Bijvoorbeeld: “Tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bewaargever [..] aan de bewaarnemer uit welke hoofde dan ook verschuldigd is of zal worden, zal de bewaarnemer [..] het pandrecht hebben op alle [..] goederen van de bewaargever [..], die de bewaarnemer te eniger tijd onder zich heeft.
Het pandrecht wordt gevestigd door het enkel aangaan van de bewaarnemingsovereenkomst en het in de macht van de bewaarnemer brengen van de goederen doordat deze zich op zijn terrein bevinden. [..]”.
Die voorwaarden mogen echter niet afwijken van de wettelijke regeling voor executieverkoop, die kort gezegd inhoud:
- openbare verkoop
- volgens plaatselijke gewoonten en op gebruikelijke voorwaarden
- bij markt- of beursgoederen, verkoop op de markt of beurs door tussenpersoon die gebruikelijkerwijs de goederen verhandelt
- voor afwijkende wijze van verkoop moet op voorhand zijn overeengekomen of de voorzieningenrechter moet daarvoor toestemming geven
- kennisgeving aan de pandgever
- verdeling volgens wettelijke regeling
Incasso vordering door beslag en verkoop op opgeslagen goederen
In een uitspraak van 17 november 2011 van de rechtbank Rotterdam (LJN: BU4797) ging het om een partij druiven. De bewaarder had meerdere vorderingen op de handelaar in druiven. De opbrengst van de verkoop mocht ook gebruikt worden om oude vordering te vereffenen. De rechtbank oordeelde: “Niet blijkt van zodanige omstandigheden dat moet worden geoordeeld dat de bewaarder kennelijk onredelijk heeft gehandeld door de uitoefening van het pandrecht mede voor het verhaal van die eerdere vorderingen. Het uitoefenen van een pandrecht zonder dit tevoren duidelijk bij de handelaar aan te kondigen is op zichzelf niet onrechtmatig”.
Pandrecht en executieverkoop volgens wettelijke regels
De bewaarder verkocht de druiven echter niet op de in de wet voorgeschreven wijze:
“Van verkoop van de druiven op een markt door een tussenpersoon in dat vak als bedoeld in artikel 3:250 lid 2 BW is geen sprake en evenmin van een overeenkomst tussen de bewaarnemer en de handelaar omtrent een afwijkende wijze van verkoop (art. 251 lid 2 BW). De achtergrond van deze wettelijke regeling is te waarborgen dat bij executie door de pandhouder een zo hoog mogelijke (of in elk geval een reële) opbrengst wordt verkregen, zulks mede in het belang van de pandgever, de (beperkt) gerechtigden en de andere schuldeisers.”
Schadeclaim wegens onrechtmatige executie
Dus kan de handelaar schade vorderen (als dat aangetoond wordt). Die schade zou kunnen bestaan uit het verschil “tussen de (netto) opbrengst die zou zijn verkregen indien volgens de regels executoriaal (openbaar of ondershands) door de pandhouder zou zijn verkocht en de in feite verkregen opbrengst. Bij verkoop volgens de regels had de bewaarder zich op de dan verkregen opbrengst kunnen verhalen voor de vorderingen op de handelaar die onder het pandrecht vielen. Ook de kosten van een dergelijke verkoop moeten in aanmerking worden genomen.”