14 oktober 2013

Advocaat financieel recht over bestuurdersaansprakelijkheid

Categorie: Bestuurdersaansprakelijkheid

In dit geval ging het om een enig aandeelhouder en enig bestuurder van een besloten vennootschap (International Poolguild B.V., hierna “IPB”). De procedure is opgestart door een schuldeiser van deze vennootschap. Deze schuldeiser had een overeenkomst met de vennootschap gesloten ter zake het aanleggen van een zwembad. Deze overeenkomst dateerde van 2005 en daarover was door schuldeiser een procedure opgestart. In de loop van deze procedure heeft de enig bestuurder en aandeelhouder van IPB een tussenpersoon ingeschakeld om de aandelen in het kapitaal van IPB te verkopen. Op 15 september 2009 zijn de aandelen dan ook verkocht, dit tegen een prijs van EUR 50.000,-, te betalen in 24 gelijke termijnen. Het blijkt dat op het moment van de overdracht binnen de onderneming er feitelijk weinig aanwezig was.

De onderneming was feitelijk ‘leeg’.

Bestuurdersaansprakelijkheid bij verkoop van onderneming

Na de verkoop, heeft de advocaat van IPB zich in de procedure tussen de bouwer van het zwembad en IPB onttrokken. Nu er in deze procedure verplichte procesvertegenwoordiging gold, werd er daarna een verstekvonnis gewezen, waarin – kort gezegd – werd bepaald dat IPB een bedrag ad EUR 53.000,- moest betalen aan de zwembadbouwer. IPB betaalde niet en kort daarna werd IPB in staat van faillissement verklaard. Zowel de administratie van IPB als de nieuwe bestuurder waren in geen velden of wegen meer te vinden.

Bestuurder aangesproken door schuldeiser

De teleurgestelde schuldeiser is vervolgens een procedure opgestart tegen enig aandeelhouder en bestuurder van International Poolguild B.V. In deze procedure vordert de schuldeiser dat de enig bestuurder wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad, omdat hij als bestuurder van IPB onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de koper van de (aandelen van de) vennootschap (IPB). Het komt er op neer dat de schuldeiser stelt dat de bestuurder wist dat de procedure ter zake het zwembad slechts zou kunnen gaan aflopen en vlak voor het wijzen van vonnis, de aandelen van de vennootschap heeft verkocht aan een malafide partij, een “katvanger”. Het bleek dat de bestuurder van IPB de kopende partij niet had ontmoet. De verkoop had plaatsgevonden via een tussenpersoon, die bekend stond als een malafide handelaar. De bestuurder had geen enkel onderzoek verricht naar de koper, dit terwijl de koper betrokken was bij veel faillissementen.

Voldoende ernstig verwijt; bestuurder aansprakelijk

De rechtbank wijst de vorderingen van de schuldeiser toe. De rechtbank meent dat er sprake is van een voldoende ernstig verwijt, hetgeen eruit bestaat dat de bestuurder zich onvoldoende heeft ingespannen om zich ervan te vergewissen dat de vennootschap niet in handen zou komen van een koper die niet van zins was om de bestaande vorderingen op de vennootschappen te betalen. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat de bestuurder de koper nooit heeft ontmoet, de bestuurder de koop via een tussenpersoon heeft laten plaatsvinden, de bestuurder ook in feite niets wist van de koper en er geen enkel onderzoek is gedaan naar de kopende partij.

De rechtbank overweegt daarbij:

“Deze omstandigheden, in onderling samenhang en verband gezien, hadden naar het oordeel van de rechtbank bij gedaagde [advocaat: de bestuurder] op zijn minst vraagtekens moeten oproepen omtrent de (werkelijke bedoelingen van) zijn koper, nu deze voor gedaagde [advocaat: de bestuurder] feitelijk een onbekende was.”

Verder overweegt de rechtbank (r.o. 4.6):

“Vast staat verder dat gedaagde [advocaat: de bestuurder], hoewel daartoe redenen waren zoals hierboven beschreven, geen enkel onderzoek heeft ingesteld naar de achtergronden en historie van B [advocaat: de koper van de aandelen van de vennootschap]. Naar eigen zeggen was hij gerustgesteld door het feit dat ook de door hem ingeschakelde adviseurs geen opmerkingen hebben gemaakt over B. Dit is voor de rechtbank echter onvoldoende, zeker nu – zoals eiser onbetwist heeft gesteld – met een eenvoudig onderzoek te achterhalen was dat B in de periode kort voor overdracht betrokken is geweest bij diverse faillissementen, hetgeen eiser heeft onderbouwd middels zijn producties 7 en 15, het resultaat van een dergelijk onderzoek (de kosten daarvan bedroegen blijkens de vordering 103 slechts EUR 395,68). Door bij deze stand van zeken verder geen onderzoek te plegen naar de koper van IPG en zich daarmee de belangen van eiser als crediteur van IPG onvoldoende aan te trekken, treft gedaagde [advocaat: de bestuurder] een persoonlijk ernstig verwijt zoals hiervoor bedoeld.”

De schuldeiser krijgt dus gelijk en de bestuurder is uit hoofde van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW, ingevuld door de ernstig verwijt norm van artikel 2:9 BW) aansprakelijk voor de geleden schade.

Deze uitspraak toont aan dat een bestuurder ook bij de verkoop van een onderneming aansprakelijk kan worden gesteld, omdat hij zich onvoldoende de bij de onderneming betrokken belangen (waaronder de belangen van de schuldeisers) zich aantrekt.

Advies over bestuurdersaansprakelijkheid

Indien u nog vragen heeft over deze blog, of wellicht te maken heeft met bestuurdersaansprakelijkheid, dan kunt u altijd contact opnemen met ons.