24 juni 2014

Regels horeca en grondrechten

Categorie: Horeca-recht

Hoever mag de overheid gaan jegens horeca-exploitanten al het gaat om het registreren van gegevens van horecabezoekers? Welke beleidsregels mag er aan de horeca opgelegd worden bij coffeeshops? Het Europese Hof heeft daarover als gezegd: Maatregelen die het vrij verrichten van diensten beperken, kunnen echter slechts hun rechtvaardiging vinden in het doel van bestrijding van het drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast, indien zij geschikt zijn om de verwezenlijking van dit doel te verzekeren en niet verder gaan dan voor het bereiken daarvan noodzakelijk is (…).”Buiten kijf staat dat een verbod om niet-ingezetenen tot coffeeshops toe te laten, zoals dat waarop het hoofdgeding betrekking heeft, een maatregel is om het drugstoerisme aanzienlijk te beperken en bijgevolg de daardoor veroorzaakte problemen te verminderen.”

Horecaregels ter bestrijding van drugstoerisme

Het gaat hier om de verplichting om de horecagelegenheid als besloten club te exploiteren, het B-criterium of wel de “wietpas”. Dit “besloten club”-criterium houdt in dat coffeeshops uitsluitend toegang mogen verlenen en softdrugs mogen verkopen aan leden van de coffeeshop. Daarbij geldt dat de coffeeshop in één kalenderjaar maximaal 2000 lidmaatschappen uitgeeft en dit in de vorm van een controleerbare ledenlijst documenteert, dat een coffeeshop maximaal 2000 leden heeft en dat het lidmaatschap tot één coffeeshop is beperkt. De wietpas is weliswaar per 19 november 2012 vervallen, maar de toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden aan ingezetenen die een identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen met een uittreksel uit het bevolkingsregister kunnen tonen.

Daarnaast wordt buitelanders verboden lid te worden; dit I-criterium (“ingezetenen”) houdt in dat aan anderen dan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder geen lidmaatschap voor de coffeeshop wordt uitgegeven.

Horeca-exploitanten in beroep tegen regels gemeente voor horeca

De horeca-exploitanten maakten bezwaar tegen deze verplichting die de gemeente aan de horeca had opgelegd. Aan dat beroep heeft hij onder meer ten grondslag gelegd

  • dat de door de burgemeester vastgestelde beleidsregels contra legem zijn en derhalve hogere wet- en regelgeving doorkruisen;
  • dat het in strijd is met de wet dat het College van procureurs-generaal criteria heeft geïntroduceerd die kennelijk enkel dienen voor handhaving door de burgemeester en niet door het Openbaar Ministerie (hierna ook: OM);
  • dat de beleidsregels niet evenredig zijn;
  • dat de beleidsregels strijdig zijn met een ieder verbindende verdragsbepalingen;
  • dat het I-criterium in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM);
  • dat het B-criterium in strijd is met de Grondwet en de daarin opgenomen vrijheid van vereniging;
  • dat voor de verwerking van persoonsgegevens (door de coffeeshophouder) een wettelijke grondslag ontbreekt.

Horecabesluiten gemeente over coffeeshops onderuit in procedure rechtbank

De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat het B-criterium (verplicht besloten club worden) de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat. Volgens de rechtbank leidt het B-criterium immers ertoe dat de overheid organiseert dat personen die softdrugs willen gebruiken en dus strafbare feiten willen plegen, lid dienen te worden van een vereniging/club die het plegen van strafbare feiten faciliteert. Juist van de overheid mag worden verwacht dat zij het oprichten van dit soort verenigingen of clubs tegengaat en niet – zoals hier – stimuleert, aldus de rechtbank (rov. 6). Het I-criterium (verbod lidmaatschap buitenlanders) daarentegen is volgens de rechtbank acceptabel. Weliswaar is sprake van een (indirect) onderscheid naar nationaliteit, maar naar het oordeel van de rechtbank is daarvoor een voldoende rechtvaardiging in het licht van de non-discriminatiebepalingen van artikel 1 van de Grondwet en diverse internationale verdragen.

Te vergaande maatregel voor horeca niet geoorloofd

Ook de rechtbank Limburg vernietigde een besluit van de gemeente met het opleggen van de verplichtingen aan de horeca (coffeeshopexploitanten). Volgens de rechtbank betreft het I-criterium (louter) een gedoogvoorwaarde, maar worden met het B-criterium verplichtingen voor de coffeeshophouder in het leven geroepen, te weten de documentatie van de leden door middel van een daartoe aan te leggen controleerbare ledenlijst. Het bij beleidsregels opleggen van verplichtingen aan burgers is echter niet toegestaan, in welk verband de rechtbank verwees naar HR 29 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1359, AB 2005/31 m.nt. F.J. van Ommeren. Ten aanzien van het I-criterium oordeelde de rechtbank dat de burgemeester niet met een verwijzing naar de (openbare-orde)situatie in Maastricht in 2008) kan volstaan, maar dient te motiveren waarom ook thans een minder vergaande maatregel niet mogelijk zou zijn.

Inbreuk grondrechten bij horecabezoek mogelijk bij bestrijding strafbare feiten

In het kader van het hoger beroep bij de Raad van State heeft Staatsraad Advocaat-Generaal mr. L.A.D. Keus over de registratie van bezoekers van coffeeshops een advies uitgebracht aan de Raad van State op 24 december 2014. Naar zijn oordeel is het verlangde “lidmaatschap” geen inbreuk op de in artikel 11 van het EVRM vervatte keuzevrijheid en “personal autonomy”. het B-criterium valt niet binnen het bereik van de vrijheid van vereniging zou en is geen ontoelaatbare inbreuk op die vrijheid. Het I-criterium moet geaccepteerd worden door de nationale rechter aldus het advies om de nakoming van een Unierechtelijke verplichting niet in gevaar kunnen brengen: de ook in Unieverband geldende (en bóven de verkeersvrijheden gaande) verplichting om het drugstoerisme te bestrijden. De uitspraak van de rechtbank wordt bekritiseert: artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het IVBPR kan geen verdergaande bescherming bieden dan artikel 21 van het Handvest, artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol. De Raad van State dient nog uitspraak te doen. Het advies hoeft niet overgenomen te worden door de rechter.