7 september 2012

Toelichting advocaat op pandrecht, verpande vorderingen en betaling aan pandhouder.

Categorie: Bestuursrecht, Vastgoedrecht

De bank zal doorgaans een pandrecht vestigen in ruil voor krediet of lening aan een bedrijf. Dat gebeurt vaak ook in combinatie met hypotheek. Het pandrecht wordt in een pandakte vastgelegd. Tot zekerheid voor door een bank verstrekte kredieten en leningen zal een bedrijf aan de bank haar bestaande en toekomstige vorderingen op derden verpanden, waarbij zij zich tevens heeft verbonden latere vorderingen op derden door middel van pandlijsten aan de bank te verpanden.

Vestiging pandrecht bij authentiek akte of onderhandse akte

Ingevolge artikel 3:239 lid 1 BW kan een pandrecht op vorderingen op naam ook gevestigd worden bij authentieke dan wel geregistreerde onderhandse akte, mits dit recht op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding.

Pandrecht niet bekend bij debiteur: stil pandrecht

Dit betekent onder meer dat een stil pandrecht mogelijk is op een toekomstige vordering mits de vordering in de vestigingsakte met voldoende bepaaldheid omschreven is én mits de vordering op het tijdstip van vestiging van het stille pandrecht ofwel bestaat, ofwel rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding.

Bij overdacht pandrecht op vordering moet contract bekend zijn

Ingevolge artikel 3:84 lid 2 BW moet bij de titel het goed met voldoende bepaaldheid omschreven zijn wil er sprake zijn van een geldige overdracht. Met andere woorden, voor een geldige overdracht is uiteindelijk doorslaggevend of het goed bij de levering voldoende is geïndividualiseerd. Het is het vaste jurisprudentie dat voor overdracht en verpanding van vorderingen in het wettelijk stelsel het vereiste besloten ligt dat de vordering ten tijde van de levering of de verpanding in voldoende mate door de akte van cessie respectievelijk verpanding wordt bepaald.
Hierbij is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.

Bestaand contract bij verpanding vordering

Een generieke omschrijving (“alle ten tijde van de ondertekening van de akte bestaande rechten of vorderingen jegens derden” en “alle rechten of vorderingen jegens derden die worden verkregen uit de ten tijde van de ondertekening van de akte bestaande rechtsverhoudingen met die derden“) kan tot een geldige overdracht of verpanding leiden omdat het generieke karakter van een dergelijke omschrijving en het ontbreken van nadere specificaties van de betrokken vorderingen niet in de weg staan aan het oordeel dat een dergelijke omschrijving voldoet aan het vereiste van voldoende bepaaldheid in de zin van art. 3:84 lid 2 BW; zulks is in overeenstemming met de jurisprudentie waaruit volgt dat het vereiste van voldoende bepaaldheid niet strikt moet worden uitgelegd.

Mededeling pandrecht aan debiteur

Voor het verrichten van de mededeling heeft de wetgever geen formaliteit voorgeschreven. De mededeling kan derhalve gedaan worden met inachtneming van een methode, die de pandhouder daartoe passend oordeelt.

De mededeling van de inpandgeving is een zogenaamde gerichte verklaring. Dat houdt in dat zij pas van kracht is, als zij degene voor wie zij is bestemd –de debiteur van de verpande vordering- heeft bereikt. Daarbij geldt artikel 3:37 BW. Ingevolge dit artikel kunnen verklaringen, met inbegrip van mededelingen, in iedere vorm geschieden, en kunnen zij in één of meerdere gedragingen besloten liggen, tenzij anders is bepaald.

Na mededeling pandrecht: betaling aan pandhouder door debiteur

Niet is vereist dat de vordering die in pand wordt gegeven exact in de mededeling is omschreven; het is voldoende wanneer voor de derde op wie de vordering luidt, op grond van de mededeling duidelijk is welke vordering wordt bedoeld. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in haar arrest van 21 april 1995, NJ [1996/652].

Een mededeling aan de debiteur kan dus in elke vorm geschieden. Een mededeling die geschiedt in de vorm van een stempel zal mijns inziens dan ook beschouwd kunnen worden als een mededeling in de zin van artikel 3:239 lid 3 BW. Degene die deze mededeling van een pandhouder heeft ontvangen kan alleen nog bevrijdend aan de pandhouder betalen.