3 september 2012

Aansprakelijkheid verhuurder voor waterschade ondergelopen berging

Categorie: Huurcontract, Huurrecht

Waterschade kan tot grote schade leiden. Vast staat in deze zaak dat er in sprake is geweest in november 2000 van wateroverlast in de kelder van de huurder. Afgaande op het gestelde in het expertiserapport d.d. 15 juli 2002, kwam een laag van enige centimeters in de bergingen te staan. Dit wijst er naar het oordeel van het hof op dat de oorzaak van de wateroverlast is gelegen in gestegen grondwater. Dit wordt door verhuurder ook erkend onder 5 in de conclusie van antwoord.

Waterschade huurder is gebrek

Gelet op de periode waarin geen waterschade is opgetreden, de bouwwijze en de wijze waarop de schade in 1994 is afgewikkeld, alsmede de omstandigheid dat huurder er in 1994 niet op is gewezen geen spullen meer in de kelder op te slaan, is het hof van oordeel dat huurder inderdaad heeft mogen verwachten dat de kelder ook bij hevige regenval droog zou blijven. Dat de kelderberging in 2000 en 2001 niet droog is gebleven betekent dat sprake is geweest van een gebrek aan de kelder in de zin van art. 7:204 BW.

Voldoende maatregelen tegen wateroverlast

Vervolgens komt aan de orde de vraag of de waterdoorlatendheid van de kelder in 2000 en 2001 aan de verhuurder kan worden toegerekend (art. 7:208 BW). Daarbij is van belang dat de wanden en de vloeren van de kelder in 2002 zijn geïnjecteerd. Het injecteren was pas mogelijk toen het grondwaterpeil weer het juiste niveau had bereikt. Nu de weergegeven maatregelen zijn genomen en uit de toen plaats gevonden hebbende schadeafwikkeling af dat de verhuurder het tot zijn taak rekende zorg te dragen voor een waterdichte berging. Dit volgt ook uit het feit dat de wanden en de vloeren van de kelder in 2002 (wederom) zijn geïnjecteerd.
Het gegeven dat de in 1994 uitgevoerde werkzaamheden in 1998 wel afdoende bleken te zijn, maar in 2000 en 2001 niet meer, toont aan dat de duurzaamheid van de in 1994 uitgevoerde werkzaamheden kennelijk beperkt was.

Geen aansprakelijkheid waterschade bij voldoende maatregelen

Hof benoemt een deskundige om beter te kunnen oordelen over de vraag of de waterdoorlatendheid van de kelder en de waterschade aan de verhuurder kan worden toegerekend. Uit de vraagstelling is af te leiden dat indien de verhuurder adequate maatregelen tegen wateroverlast heeft genomen, en deze maatregelen overeenkomstig de daarvoor indertijd te stellen eisen uitgevoerd, en ook voldoende controle en onderhoud is gepleegd de schade niet toegerekend zal worden.

LJN: BH2306, Gerechtshof ’s-Gravenhage, 27 januari 2009