3 januari 2016

Besluit ernstige verontreiniging

Categorie: Bestuursrecht

Tegen een besluit waarbij ernstige bodemverontreiniging wordt vastgesteld kan eigenaar of de huurder van het perceel bezwaar of beroep aantekenen. Zeker als niet de veroorzaker van de verontreiniging is dan zal deze bezwaar tegen een besluit tot sanering willen maken. Een advocaat bestuursrecht gespecialiseerd in milieurecht kan bezwaar of beroep tegen het besluit indienen. De overheid heeft de bewijslast van de verontreiniging en van de overtreding van de milieuregelgeving bijvoorbeeld de Wet bodembescherming. De overtreding van een milieuwet wordt vaak vastgesteld door een onderzoek van de Milieudienst of omgevingsdienst. Onderzoek naar milieuverontreiniging is specialistenwerk en ook bij de overheid kan het fout gaan bij een bodemonderzoek.

Bezwaren eigenaar tegen onderzoeksrapport Provincie inzake bodemverontreiniging

Er is sprake van ernstige bodemverontreiniging als de interventiewaarden van bepaalde schadelijke stoffen worden overschreden. In de zaak waren volgens de milieu-inspectie de interventiewaarden voor koper en lood in een bodemvolume van ongeveer 45 m3 worden overschreden. Spoedige sanering is volgens het college niet noodzakelijk. Wel heeft het college aanleiding gezien om gebruiksbeperkingen op te leggen. Daar heeft de Provincie in kwestie i.v.m. artikel 29 Wet bodembescherming vastgesteld dat zich op de locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging voordoet met onder meer een verontreiniging met koper en lood in de grond. Het bedrijf op het verontreinigde perceel heeft de gemeente ten onrecht dit besluit genomen: de omvang van het verontreinigde bodemvolume volgens het bedrijf te gering om als ernstige verontreiniging aan te merken; er zou een fout in de bodemrapportage van de provincie zitten.

Maatregelen tegen verspreiding bodemverontreiniging

Gedeputeerde staten, indien zij vaststellen dat geen sprake is van risico’s als bedoeld in het eerste lid, bij de beschikking aangeven welke maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem genomen moeten worden en op welke wijze en tijdstippen aan hen verslag wordt gedaan van de uitvoering van die maatregelen. Tevens kan worden aangegeven welke beperkingen in het gebruik van de bodem door de eigenaar, erfpachter of gebruiker van het grondgebied waar sprake is van ernstige verontreiniging, in acht worden genomen.

Onvoldoende bewijs omvang verontreiniging

Terzake het bodemonderzoek heeft de Provincie geen beoordeling van en recent rapport van de bodemverontreiniging ten grondslag gelegd. Het heeft dan ook niet toereikend gemotiveerd op grond waarvan het niet de conclusie in dat rapport met geactualiseerde bevindingen, maar de conclusie in het oudere rapport van OMWB heeft overgenomen. In de beroepsprocedure tegen het besluit inzake de verontreiniging gaat dit fout. De rechter bij de Raad van State vindt het feit dat de aanvrager (de Provincie zelf) heeft medegedeeld dat de bepaling van de omvang van de bodemverontreiniging in het oudere rapport van OMWB leidend is, vormt onvoldoende aanleiding om voorbij te gaan aan de conclusie in het recente rapport met lagere interventiewaarden. Het is niet aan de aanvrager van het bodemonderzoek naar verontreiniging om te beslissen aan welk van de bij de aanvraag overgelegde rapporten meer gewicht toekomt.

Vernietiging besluit bodemverontreiniging door rechter

Het beroep van de bedrijf tegen het besluit van de provincie slaagt. De provincie heeft volgens de raad van State niet inzichtelijk kunnen maken waarom het verschil tussen de conclusies in beide rapporten hem er bij het nemen van het bestreden besluit toe heeft geleid om de conclusie in het rapport van een ouder bodemrapport met hoger waarden onverkort juist te achten. Het beroep tegen het besluit bodemverontreiniging is daarom gegrond en het besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. In de praktijk betekent dit dat de provincie opnieuw bodemonderzoek zal moeten doen om vast te stellen of sprake is van een overtreding van de Wet Bodembescherming.

Raad van State, 30 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4031