20 maart 2013

Bestuurdersaansprakelijkheid; medebestuurder

Categorie: Bestuurdersaansprakelijkheid

In deze toelichting belicht ik één aspect van de door A in hoger beroep opgeworpen weren. Flinterman heeft A voorgehouden dat hij geen gebruik maakte van de derdengeldrekening, omdat hij vooral een fiscale adviespraktijk zou voeren en daarin geen gelden van derden ontving. Daarnaast lag Flinterman’s praktijk vrijwel stil door ernstige privéproblemen, waaronder een levensbedreigende ziekte van zijn echtgenote (die is komen te overlijden). Flinterman heeft A bij herhaling verzekerd dat hij, indien derdengeldverplichtingen aan de orde zouden komen, hij deze naar behoren stipt zou nakomen. A heeft voorts aangevoerd dat de bank waar de stichting haar bankrekening hield, was geïnstrueerd uitsluitend betalingen uit te voeren conform het tweehandtekeningenvereiste. A meent dat hij op deze informatie mocht varen; daarbij kon hij niet vermoeden dat Flinterman zijn derdengeldrekening misbruikte.

Bestuurdersaansprakelijkheid; rol medebestuurder

Met enige regelmaat doen zich situaties voor waarin een bestuurder (of toezichthouder) op informatie of adviezen van anderen heeft vertrouwd die achteraf bezien niet juist blijken te zijn. Of onwetendheid kan slagen ter afwering van art 2:9 BW aansprakelijkheid hangt af van de positie en hoedanigheid van de betrokkenen en de overige omstandigheden van het geval. Algemeen gesproken zal de bestuurder moeten aantonen dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden. Bij dit alles is “key” wat gelet op de aan hem toebedeelde taken van een zorgvuldig handelend bestuurder mag worden verwacht en waartoe diens voldoende kritisch collegiaal toezicht zich redelijkerwijs dient uit te strekken. Hier loopt het verhaal van A spaak.

Gezien de aard van de activiteiten van de stichting en de daarmee verbandhoudende bestuurstaak kon A niet volstaan met het enkel afgaan op (vage) informatie van zijn medebestuurder en een aanname omtrent met de bank bedongen voorwaarden. Op A als voldoende nauwgezet medebestuurder rustte een controlerende taak om het tijdelijk beheer van derdengelden en de uitbetaling daarvan aan rechthebbenden in goede banen te leiden. Het behoorde daarom tot de taak van A om van de bank schriftelijke bevestiging van het tweehandtekeningenvereiste te verlangen en om zich (al dan niet rechtstreeks) in ieder geval periodiek van afschriften van de derdenrekening te laten voorzien. Bij het regelmatig controleren van de bankafschriften hadden de tekortkomingen spoedig kunnen worden gesignaleerd en zo mogelijk geredresseerd kunnen worden. Het hof overweegt dat regelmatige controle door A naar verwachting medebestuurder Flinterman van verdere onregelmatigheden zou hebben afgehouden.

De rol die A als bestuurder van de stichting heeft vervuld bleek een lege huls. In plaats van blind vertrouwen was een professionele en kritische benadering van A, door middel van betrekkelijk eenvoudige onderzoeks- en controlehandelingen, op zijn plaats geweest. Het is dan ook terecht dat het vertrouwensverweer van A, ook in hoger beroep, is afgewezen.

Indien u vragen heeft over bestuurdersaansprakelijkheid en(/of) de aansprakelijkheid van een medebestuurder, dan kunt u geheel vrijblijvend contact opnemen met Blenheim Advocaten.