24 maart 2017

Bestuurlijke boete

Categorie: Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete kan door de gemeente opgelegd worden als strafsanctie. Ook een ander bestuursorgaan kan een bestuurlijke boete opleggen. Een last onder dwangsom dient ter voorkoming of beëindigen van een onrechtmatige situatie, terwijl de bestuurlijke boete als straf wordt opgelegd aan de overtreder. Aan de procedure voor het opleggen van een bestuurlijke boete worden strenge vereisten gesteld in de Wet. Een advocaat bestuursrecht kan vaststellen of de overheid voldaan heeft aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een bestuurlijke boete en sprake is van een rechtsgeldig besluit. Soms gaat een bestuurlijke waarschuwing vooraf aan een boete; de bestuurlijke waarschuwing kan soms ook een besluit zijn wartegen bezwaar en beroep open staat. De hoogte van de bestuurlijke boete kan vastgelegd zijn in de wet. Zo niet dan dient de hoogte van de bestuurlijke boete afgestemd te zijn op de ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreder een verwijt gemaakt kan worden (evenredigheidsbeginsel).

Wanneer kan bestuurlijke boete opgelegd worden?

Een gemeente (of ander bestuursorgaan) kan als straf op een wettelijke overtreding of verboden gedraging een bestuurlijke boete opleggen. Dit is een bestraffende sanctie en daarom ander dat de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang die een bestuursorgaan ook op kan leggen. Een bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden, indien de overtreding niet kan worden verweten aan de overtreder. Er mag derhalve geen sprake zijn van straf zonder schuld. De overtreder die een bestuurlijke boete opgelegd krijgt, kan met een advocaat bestuursrecht verweer voeren, om aan de bestuurlijke boete te ontkomen of de boete te verlagen en bijvoorbeeld een beroep doen op afwezigheid van alle schuld. Die afwezigheid van schuld zal aannemelijk gemaakt moeten worden. Daarbij kan bijvoorbeeld een beroep gedaan worden op schulduitsluitingsgronden als noodweer, exces, overmacht, handelen ter uitvoering van een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel, en dergelijke. De bestuurlijke boete is een “criminal charge” is als bedoeld in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Daarom dient de wettelijke regeling en uitvoering van de bestuurlijke boete te voldoen aan de regelgeving van artikel 6 EVRM en het bijbehorende protocol. Ook bij een bestuurlijke boete geldt dat sprake is van de onschuldpresumptie, als neergelegd in artikel 6:2 EVRM.

Bezwaar maken tegen besluit bestuurlijke boete

De aangeschreven persoon of het aangeschreven bedrijf kan bezwaar maken tegen het besluit en voorlopige voorziening verzoeken bij de bestuursrechter. Raadpleeg tijding een advocaat bestuursrecht die op korte termijn actie kan nemen tegen het besluit tot bestuurlijke boete. In het bezwaarschrift tegen de bestuurlijke boete zal aangetoond moeten worden waarom de bestuurlijke boete onterecht is opgelegd en bijvoorbeeld sprake is van bijzondere omstandigheden waarom geen bestuurlijke boete op gelegd mag worden in het specifiek geval. Het is belangrijk dat bij het bezwaar tegen de bestuurlijke boete tevens bezwaar tegen de hoogte van de opgelegde bestuurlijke boete wordt gemaakt.

Voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boete

Een bezwaarschrift tegen een bestuurlijke boete heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat ook tijdens de bezwaarprocedure de opgelegde bestuurlijke boete verschuldigd kan zijn; een bezwaarprocedure kan immers maanden duren en de bestuurlijke boete dan al verschuldigd zijn en ingevorderd worden. Daarom is het voor het aangeschreven bedrijf of persoon van belang om het besluit tot (invordering van de) bestuurlijke boete geschorst te krijgen zolang er een bezwaarprocedure of beroepsprocedure loopt tegen de bestuurlijke boete. Daartoe dient een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter gevraagd te worden inden het bestuursorgaan het besluit tot bestuurlijke boete niet vrijwillig schorst. Deze voorlopige voorziening tot schorsing van het besluit houdende bestuurlijke boete kan door de advocaat bestuursrecht gelijk met het bezwaarschrift tegen het besluit ingediend te worden.

Verwijtbaarheid overtreding bij bestuurlijke boete

De gemeente of het bestuursorgaan mag weliswaar uitgaan van verwijtbaarheid bij een overtreding; de overtreder heeft echter de mogelijkheid de verwijtbaarheid te weerleggen in een zienswijze of bezwaarschrift. Het bestuursorgaan dient in ieder geval daderschap aannemelijk te maken. Daar worden hoge eisen aan gesteld in de rechtspraak. Er moet enigszins sprake zijn van geobjectiveerde schuld bij de overtreder aan wie een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Bij het ontbreken daarvan kan geen punitieve sanctie als de bestuurlijke boete opgelegd worden. Indien de mate van verwijtbaarheid niet is vast te stellen, dan kan dit tot het oordeel leiden dat de verwijtbaarheid ontbreekt (ABRVS 2 september 2009, AB 2009/391).

Bestuurlijke boete bij werkgever

Indien een werkgever een bestuurlijke boete opgelegd krijgt, dan dient hij aannemelijk te maken dat hij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen (zie ABRVS 14 maart 2012, LJN BV8799). Ook bij overtreding van arbeidsomstandigheden kan de werkgever een bestuurlijke boete krijgen. In geval van een overtreding inzake arbeidsomstandigheden spelen drie factoren een rol:

  • er dient een deugdelijke inventarisatie van de risico’s te zijn door de werkgever
  • hij dient zijn instructies en/of protocollen daarop te hebben toegespitst
  • er dient naleving c.q. toezicht te zijn op deze regels en instructies (zie bijvoorbeeld ABRVS 6 februari 2008, AB 2008/104).

De gemeente kan geen bestuurlijke boete opleggen als tegen de overtreder een strafrechtelijke procedure gestart is en het onderzoek ter terechtzitting deze strafzaak is begonnen. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete verjaart vijf jaar nadat de overtreding heeft plaatsgevonden (artikel 5:45 Awb).