Hieronder een voorbeeld waarbij de koper de financiering niet rond kreeg en boete van 10% van de koopsom verschuldigd was aan de verkoper.
Eind augustus 2007 hebben kopers hun woning verkocht aan verkopers voor een bedrag EUR 210.000. Partijen hebben afgesproken dat de levering zou plaatsvinden op 29 oktober 2007. In de NVM-koopakte is – onder meer – opgenomen dat de kopers koopovereenkomst mogen ontbinden, indien zij uiterlijk op 18 september 2007 geen hypothecaire geldlening of een aanbod daartoe hebben verkregen. Voorts is er een boetebeding opgenomen, inhoudende dat de nalatige partij bij ontbinding op grond van een toerekenbare tekortkoming van de wederpartij en zonder rechterlijke tussenkomst terstond een opeisbare boete van EUR 21.000 zal verbeuren.
Lees ook: ontbinding koopcontract met boetebeding.
Geen financieringsvoorbehoud: risico koper
Kopers lukt het niet de financiering rond te krijgen. Zij hebben echter geen gebruik gemaakt van het financieringsvoorbehoud en zijn derhalve niet overgegaan tot ontbinding van de koopovereenkomst, zoals vervat in de NVM-koopakte. Kopers kunnen, door het niet rond krijgen van de financiering, niet meewerken aan de levering van de woning op 29 oktober 2007, waarna verkopers aanspraak hebben gemaakt op de boete van EUR 21.000,00. Dit bedrag heeft de notaris van verkopers opgeëist bij N.V. Nationale Borg-Maatschappij, welke vervolgens kopers heeft aangesproken en met hen een betalingsregeling heeft getroffen.
Boetebeding 10% koopsom
Er is geprocedeerd door kopers tot de Hoge Raad om te boete van EUR 21.000 gematigd te zien. Echter, dit zonder succes. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter pas gebruik mag maken van zijn bevoegdheid tot matiging als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Kopers voeren nog aan dat dat de rechter in een geval als het onderhavige – koop en verkoop van een woning tussen particulieren – minder terughoudend behoeft te zijn bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot matiging. De Hoge Raad oordeelt dat geen grond bestaat voor een dergelijke nuancering.