22 maart 2015

Hoofdelijkheid en borgtocht bij geldlening

Categorie: Geldvordering

Bij opzegging van financiering of invorderen van een geldlening zal een advocaat vaak ingeschakeld worden om verweer te voeren. Ook de aangesproken borg die een borgtocht heeft getekend of hoofdelijk aansprakelijk is voor een geldschuld kan met zijn advocaat proberen verweer te voeren tegen gevorderde terugbetaling van een geldlening. In de horeca zie ik als advocaat bijvoorbeeld bij een brouwerijcontract in de horeca is vaak gekoppeld aan financiering of geldlening door de brouwerij. De brouwerij kan zekerheid tot terugbetaling van de geldlening bedingen door hoofdelijkheid van de partners in het horecabedrijf en borgtocht te vragen. De horecaexploitant of zijn partner(s) kunnen derhalve hoofdelijk aansprakelijk zijn als de horecaonderneming de geldschuld aan de brouwer niet voldoet. In de zaak die ik bespreek heeft iemand een borg (borgtocht) verstrekt aan de brouwerij. Als de horecaexploitant zelf de geldschuld niet terug betaald wordt de borg aangesproken worden door de brouwerij. De borg probeert onder de borgtocht uit te komen door de nietigheid in te roepen van de borgtocht.

Borgtocht als zekerheid terugbetaling geldlening

Van borgtocht is sprake als iemand zich tegenover een schuldeiser verbindt tot nakoming van een verbintenis van een derde, de hoofdschuldenaar (artikel 7:850 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek). Een borg is dus iemand die slechts zekerheid aan een schuldeiser wil verschaffen en die in zijn relatie tot de hoofdschuldenaar niet draagplichtig is. Voor het antwoord of er sprake is van borgtocht, is niet van doorslaggevend belang welke bewoordingen in de overeenkomst zijn gebruikt. Ook als iemand verklaart zich te verbinden als hoofdelijk schuldenaar, maar de schuldeiser weet bij het aangaan van de overeenkomst dat diegene niet draagplichtig is, moet de overeenkomst worden gekwalificeerd als borgtocht.

Inroepen nietigheid borgtocht door aangesproken borg geldlening

Het beroep van de borg op de nietigheid van borgtocht slaagt niet. Op grond van artikel 7:858 BW moet een maximumbedrag worden opgenomen in de (overeenkomst van) borgtocht voor zover het bedrag van de verbintenis van de schuldenaar op het tijdstip van het aangaan van de borgtocht niet vaststaat. In het arrest van de Hoge Raad van 19 september 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD5520) is geoordeeld dat dit artikel ertoe strekt te bevorderen dat degene die een particuliere borgtocht aangaat, zich niet alleen van de aard doch ook van de omvang van het aanvaarde risico bewust is. in het geval in de borgtocht zelf geen maximumbedrag is overeengekomen en de verbintenis van de hoofdschuldenaar gedeeltelijk strekt tot voldoening van een bepaald bedrag en gedeeltelijk onbepaald is, de borgtocht geldig is voor zover deze betrekking heeft op het deel van de hoofdverbintenis dat tot voldoening van een bepaald bedrag strekt. Dat betekent dat de borgstelling enkel geldig is voor zover deze ziet op het bepaalde bedrag van in de geldlening.

Uitwinning andere zekerheden vóór aanspreken borgtocht geldleningsovereenkomst?

De stelling van de aangesproken borg dat een schuldeiser zonder meer gehouden is de overige zekerheden, zoals pandrecht, uit te winnen alvorens een borg aan te spreken, is onjuist. Een dergelijke algemene verplichting bestaat niet. Een schuldeiser is in beginsel vrij om te kiezen in welke volgorde hij de beschikbare zekerheden uitwint. Dat neemt niet weg dat een schuldeiser verplicht is rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de borg en dat hij onder omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt indien hij de borg aanspreekt alvorens eerst voldoende inspanningen te verrichten andere zekerheden uit te winnen.

Regres van borg op de hoofdschuldenaar en anderen die borgtocht tekenden (medeborgen)

Op grond van artikel 7:866 BW heeft de borg voor het gehele bedrag dat hij aan hoofdsom, rente en kosten aan Grolsch moet voldoen een regresvordering op de hoofdschuldenaar die de geldlening was aangegaan. Ingevolge artikel 7:869 BW kan de borg, te wiens laste de schuld is geïncasseerd, het onverhaalbaar gebleken gedeelte omslaan over zichzelf en zijn medeborgen. Dat betekent dat borg [X] het bedrag waartoe hij in de hoofdzaak is veroordeeld, nu de hoofdschuldenaar failliet is, over zichzelf en zijn medeborgen kan verdelen, zodat ieder een derde deel van het bedrag verschuldigd is. De subsidiaire vordering van borg [X] zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat [X], gelet op de tekst van artikel 7:869 BW, [Z] en [Y] pas kan aanspreken als een voor zover hij de schuld aan de financier heeft voldaan.

Rechtbank Overijssel, 11 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:1091