Het gedoogbeleid voor coffeeshop is hypocriet. Een coffeeshop heeft handelsvoorraad nodig. Maar de aanvoer van de softdrugs en het aanhouden van een extern magazijn is strafbaar want alleen in de coffeeshop mag 500 gram cannabis aanwezig zijn. Dat werkt niet in de praktijk. Vandaar dat dit de “achterdeur problematiek” wordt genoemd. In een uitspraak van 3 februari 2016 jegens een exploitant van een coffeeshop in Amsterdam heeft de rechter duidelijk kenbaar gemaakt het gedoogbeleid zat te zijn. De exploitant en zijn advocaat hebben op de zitting de problematiek van de bevoorrading van de coffeeshops uiteengezet. Voor de aangetroffen handelsvoorraad werd geen straf opgelegd tegen de coffeeshophouder.
Handelsvoorraad coffeeshop pas binnen beleid gemeente
De politierechter houdt hierbij rekening met het gegeven dat de drie coffeeshops van exploitant een uitgebreid assortiment aan softdrugs verkopen om een breed publiek te voorzien en hun ‘upscale’ karakter te behouden. De politierechter houdt rekening met deze zakelijke strategie achter de coffeeshops van verdachte. De voorraad die bij verdachte is aangetroffen was dan ook redelijk voor een normale bevoorrading van drie coffeeshops. In de Notitie reguleren wietteelt d.d. 27 mei 2015 van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam wordt bepleit als beleid, dat het gedogen van een grotere handelsvoorraad, het gedogen van een bepaalde toegestane voorraad op een stashplek buiten de coffeeshop, en het gedogen van het vervoer tussen de stashplek en de coffeeshop, alsmede dat de handelsvoorraad van de coffeeshop wordt bepaald op een hoeveelheid van ongeveer een week tot een maand. Lees ook: handelsvoorraad coffeeshop.
Rechter oordeelt dat parlement achterdeur coffeeshops moet reguleren
De rechter is van oordeel: “Aansluitend bij uitspraken van andere rechterlijke instanties, acht de politierechter het een kwestie voor de wetgever om deze achterdeurproblematiek te reguleren. Zolang het Openbaar Ministerie er voor kiest om, bij gebrek aan een dergelijke regulering, zaken waarin deze problematiek speelt voor te leggen aan de rechter, zal deze daar inhoudelijk op dienen te beslissen.” De politierechter overweegt ook dat blijkens de tekst van het artikel 9a voor deze afdoening kan worden gekozen als de rechter dit raadzaam acht in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan.
Geen excuus om bevoorrading coffeeshops niet te legaliseren
In de uitspraak over de Amsterdams coffeeshops stelt de rechter: “De stelling dat het regelen van deze achterdeurproblematiek in strijd is met internationale verplichtingen betreffende cannabis, is meermalen bestreden door deskundigen, die beargumenteren dat er mogelijkheden zijn het gedogen van wietteelt te verantwoorden onder de internationale en EU-regelgeving. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam stellen in voornoemde Notitie dat Nederland in het Verdrag inzake de sluikhandel een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de prioritering van vervolging, hetgeen de mogelijkheid schept wietteelt te gedogen. Een belangwekkend aspect daarbij is dat in andere Europese landen al sprake is van een dergelijke regulering. In de Verenigde Staten en Midden-Amerikaanse landen zijn activiteiten betreffende teelt, bezit en verkoop gereguleerd.”
Bibob onderzoek en vergunning
De exploitant in de horeca en van een coffeeshop loopt risico als hij betrokken is bij een strafbaar feit. De exploitant kan dan ‘slecht levensgedrag’ verweten worden en dat kan tot intrekking van de exploitatievergunning leiden. Als de politie aan de burgemeester rapporteert dat er (mogelijk) een strafbaar feit is gepleegd dan kan er een nader Bibob onderzoek volgen. Dat Bibob onderzoek kan leiden tot intrekking van de vergunning of weigering bij de verlenging van een vergunning. Wanneer zoiets speelt dan is het zinvol tijdig advies te vragen van een advocaat over de Bibob procedure.
Gaat rechter op stoel wetgever zitten bij handhaving gedoogbeleid?
De strafrechter heeft geen goed woord over voor het gebrekkige gedoogbeleid voor coffeeshops. De rechter gaat bij toepassing van artikel 9a op de stoel van de wetgever zitten, stelde de officier van justitie in deze zaak, en dat maakt van strafbaarstellingen een dode letter, aldus het OM. Daar was de rechter het duidelijk niet mee eens: “De stelling dat de (Nederlandse) strafrechter met toepassing van artikel 9a (schuldig verklaren zonder straf of maatregel) op de stoel van de (Nederlandse) wetgever gaat zitten is in dat licht bezien opmerkelijk; eerder geldt dat de wetgever de strafrechter te kijk zet als een instelling die geen oog heeft voor de realiteit, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat bestuurders van diverse gemeenten zonder oponthoud wijzen op de wenselijkheid en de noodzaak van regulering.”
De exploitant van de coffeeshop werd schuldig verklaart zonder strafoplegging.