25 februari 2015

Franchisegever aansprakelijk bij verstrekken omzetprognose?

Categorie: Franchiserecht

Franchisegevers dienen alert te zijn bij het verstrekken van exploitatieprognoses indien zij ervoor kiezen deze informatie te delen met een kandidaat-franchisenemer. De afgelopen tijd is er een aanzienlijke stroom aan rechtspraak waarbij de franchisenemer bij tegenvallende bedrijfsresultaten haar franchisegever in rechte betrekt.
Vaak doen franchisenemers dan een beroep op dwaling. In een recente uitspraak van de Rechtbank Noord Holland beantwoordt de Rechtbank de vraag onder welke omstandigheden de franchisegever aansprakelijk is voor schade voortvloeiende uit een ondeugdelijk verstrekte omzetprognose.
De van rechtbank Noord-Holland over franchise en omzetprognose is in december 2014 gedaan.

Heeft de franchisenemer recht op schadevergoeding?

In deze zaak ging het om het volgende. Albert Heijn (hierna: AH) en voormalig C1000 exploitant waren een franchiseovereenkomst overeengekomen. Tijdens de onderhandelingen, in de precontractuele fase, had AH een omzetprognose laten opstellen door een gespecialiseerde afdeling binnen AH. AH had deze omzetprognose verstrekt aan de franchisenemer. Op basis van die omzetprognose zijn partijen de franchiseovereenkomst aangegaan.
Na verloop van tijd blijkt dat de geprognotiseerde omzet geheel niet strookt met de daadwerkelijke omzet. De franchisenemer komt er vervolgens achter dat AH aanvankelijk een geheel andere omzetprognose had opgesteld die veel lager was. Deze omzetprognose was echter nooit verstrekt door AH aan de franchisenemer. De franchisenemer stelt daarom dat AH een ondeugdelijke prognose heeft verstrekt en houdt AH daarvoor aansprakelijk.
De Rechtbank stelt in deze kwestie in eerste instantie vast dat de omzetprognose niet berust op een deugdelijk vestigingsplaatsonderzoek en de omzetprognose derhalve onzorgvuldig tot stand is gekomen. De vervolgvraag is vervolgens of AH daarvoor aansprakelijk is en de franchisenemer schadeloos dient te stellen?

Toerekenbare tekortkoming precontractuele plicht

De Rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming. De Rechtbank overweegt dat partijen zich gedurende de precontractuele fase moeten gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid, zodat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door elkaars gerechtvaardigde belangen. Volgens de Rechtbank rust op de franchisegever geen plicht om een franchisenemer in te lichten over de te verwachten omzet of winst, behoudens bijzondere afspraken. Nu er volgens de Rechtbank geen sprake is van bijzondere afspraken, is er ook geen sprake van een verbintenis tot het verschaffen van inlichtingen, en kan er dus ook geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming die verbintenis.

Onrechtmatige daad van franchisegever

De Rechtbank oordeelt voorts dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van AH. Van onrechtmatig handelen zou sprake kunnen zijn wanneer de franchisegever (hier: AH) door of bij het aangaan van de franchiseovereenkomst heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijke verkeer betamelijk is. Daarvoor is meer nodig dan het enkele feit dat de omzetprognose niet op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Voor zover AH wist dat de prognose niet correct was en vervolgens nagelaten zou hebben de franchisenemer hierop te wijzen, zou sprake kunnen zijn van een onrechtmatige daad. Dat was in casu niet het geval.

Dwaling en franchiseovereenkomst

De Rechtbank acht een beroep op dwaling gegrond. De Rechtbank overweegt dat de franchiseovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid niet op dezelfde voorwaarden gesloten zou zijn wanneer de franchisenemer wist dat de omzetprognose ondeugdelijk was. AH brengt hiertegen in dat de franchisenemer zelf onderzoek had moeten doen naar de juistheid van de omzetprognose. De Rechtbank gaat niet mee met dit standpunt. Volgens de Rechtbank is de prognose ‘met grote zorgvuldigheid’ gepresenteerd en vastgesteld. Daarbij speelt een rol dat volgens AH haar interne onderzoeksafdeling bij uitstek deskundig is in het verrichten van een vestigingsplaatsonderzoek en het opstellen van prognoses voor nieuwe AH-vestigingen. Onder deze specifieke omstandigheden, alsmede onder de grote (tijds)druk, mocht de franchisenemer afgaan op de door AH geprognotiseerde omzet en hoefde zij deze prognose niet op juistheid te laten controleren. Het feit dat AH had aangegeven dat de franchisenemer zelf onderzoek diende te verrichten en AH iedere aansprakelijkheid voor onjuiste omzetprognoses had uitgesloten (exoneratie), maakt dit kader geen verschil.

De Rechtbank vond de hiernavolgende omstandigheden dus van gewichtig belang:

  • de franchiseovereenkomst was voorgelegd onder hoge (tijds)druk
  • de prognose was opgesteld door een deskundige partij en was ook als zodanig gepresenteerd.

Franchisenemer mag afgaan op omzetprognoses

De conclusie van deze uitspraak is dat onder bijzondere omstandigheden de kandidaat-franchisenemer mag afgaan op reeds verstrekte omzetprognoses en deze niet zelf op juistheid behoeft te onderzoeken.

Advocaat voor franchise en franchiseovereenkomsten

In een franchiserelatie dient men alert te zijn op de motivatie, de totstandkoming en de wijze waarop omzetprognoses aan kandidaat-franchisenemers wordt gepresenteerd.
Mocht u (als franchisenemer ofwel franchisegever) vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van een franchise, of heeft u een franchiseovereenkomst aangeboden gekregen die u wenst laten te beoordelen, neem dan gerust contact op met Blenheim (020 52 10 100):