28 oktober 2015

Handhaving short stay

Categorie: Woningdelen

De Koninklijke Horeca Nederland (KHN) heeft in deze zaak over short stay bij de Raad van State verzocht het college handhavend op te treden tegen het gebruik van het voormalig hoofdpostkantoor voor short stay. Dit verzoek wordt door het college afgewezen. Tegen de afwijzing gaan de KNH en de Stichting samenwerkende hotels Maastricht in bezwaar. Het college verklaart vervolgens het bezwaar gegrond, herroept het primaire besluit en gelast de eigenaar om de verhuur van appartementen op het perceel als short stay voor een periode korter dan vier weken te (laten) staken en gestaakt te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 8.000 per constatering voor ieder appartement afzonderlijk, tot een maximum van € 160.000.

Rechtbank staat kort durende verhuur toe

In beroep verklaart de rechtbank het door de eigenaar ingestelde beroep gegrond. Tegen de uitspraak van de rechtbank hebben het college en appellanten hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft overwogen dat het gebruik voor short stay onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan en dat dit gebruik ingevolge het artikel 34.2 neergelegde overgangsrecht van het bestemmingsplan “Centrum” mag worden voorgezet.

Is short stay toegestaan bij bestemming “wonen”?

De Afdeling gaat als eerste in op de vraag het gebruik van short stay op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Bij aanvang van het gebruik als short stay gold voor het perceel de bestemming “Centrum”, waaronder “wonen” diende te worden begrepen. Het begrip “wonen” was in het bestemmingsplan niet gedefinieerd. Volgens de Afdeling heeft het college bij het ontbreken van het begrip “wonen” bij de interpretatie daarvan mogen aansluiten bij het normale spraakgebruik, waaruit volgt dat het bestemd zijn voor wonen een zekere duurzaamheid vereist. Het aan de orde zijnde gebruik van het pand voor short stay, waarbij het veelal gaat om een verblijf van enkele dagen, kan niet als voldoende duurzaam worden aangemerkt om een woonkarakter aanwezig te achten, aldus de Afdeling.

Eigenaar overtreder als hij niet verhuurt?

De tweede vraag die in deze uitspraak aan de orde is gaat over het overtrederschap. Wie is overtreder en kan worden aangeschreven met een dwangsom? De eigenaar van het pand stelt zich ten eerste op het standpunt dat zij als erfpachter en (hoofd)verhuurder het pand niet zelf gebruiken en zij evenmin opdrachtgever of feitelijk leidinggevende van de exploitant Urban Recidences zijn. Gelet hierop kunnen zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor overtredingen die door Urban Recidences worden begaan. Volgens appellanten verbiedt het bestemmingsplan namelijk alleen het “gebruiken” en niet het “laten gebruiken” van de appartementen.

Uitleg bestemmingsplan wegens short stay

De Afdeling maakt korte metten met het standpunt van de eigenaar. De Afdeling oordeelt, in lijn met haar eerdere jurisprudentie, dat op het bestemmingsplan het algemene gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo van toepassing is. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van zojuist genoemd artikel moet onder “gebruiken van gronden” als bedoeld in deze bepaling mede worden verstaan het “laten gebruiken van gronden”. De Afdeling concludeert dat de omstandigheid dat in artikel 28.1 van de planregels uitsluitend “gebruiken” van gronden is verboden, niet betekent dat het college appellanten niet kon gelasten het “laten gebruiken” van het perceel in strijd met het bestemmingsplan te staken.

Eigenaar pand en overtreding

In lijn met haar eerdere jurisprudentie oordeelt de Afdeling dat appellanten wisten dat het pand voor short stay werd gebruikt, omdat zij er toe zijn overgegaan de appartementen voor short stay te verhuren toen de verkoop niet lukte en voor dat doel de exploitatie hebben overgedragen aan Urban Recidences. Nu dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan heeft het college de eigenaar terecht als overtreder aangemerkt, omdat zij het pand in strijd met de bestemming laat gebruiken.

Conclusie: short-stay in dit geval verboden

Met deze uitspraak over short stay houdt de Afdeling vast aan haar eerdere jurisprudentie met betrekking tot het leerstuk overtrederschap bij strijdig gebruik van gronden. Gelet op deze jurisprudentie is er een brede kring van overtreders bij overtredingen in het kader van short stay. Dit heeft twee redenen. Ten eerste is ten aanzien van de meeste bestemmingsplannen het algemene gebruiksverbod van toepassing. Dit betekent dat ook het “laten gebruiken van gronden” in strijd met het bestemmingsplan niet is toegestaan. Ten tweede is een oorzaak gelegen in de ruime uitleg door de Afdeling van de maatstaf het feitelijk en juridisch in de macht hebben om de betreffende overtreding te beëindigen.