15 september 2013

Instemmingsrecht van de Ondernemingsraad

Categorie: Arbeidsrecht, Ondernemingskamer

Juist in deze economisch zwaardere tijden willen werkgevers collectieve regelingen (naar beneden) kunnen aanpassen. Bij een organisatie van een zekere omvang is hiervoor vaak instemming nodig van de Ondernemingsraad. Dit kan de nodige discussie oproepen en een ondernemingsraad kan deze instemming weigeren. Dan resteert voor de ondernemer een gang naar de rechter voor vervangende toestemming ex artikel 27 lid 4 WOR juncto artikel 36 WOR. Recentelijk heeft de rechter zich uitgelaten in een dergelijke zaak.

In deze zaak weigerde de Ondernemingsraad in te stemmen met het schrappen van een regeling waarbij de salarisklasse eens per jaar werd aangepast, met een automatische prijscompensatie. De werkgever hanteerde een arbeidsvoorwaardenreglement dat via een incorporatiebeding op de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemers van toepassing was verklaard waarbij deze regeling gold. De werkgever kon de regeling niet langer betalen en aan de Ondernemingsraad instemming gevraagd om de regeling van de prijscompensatie te schrappen. De Ondernemingsraad heeft dit geweigerd, met name omdat er geen alternatief is aangedragen door ondernemer. Met schrapping van het artikel over de prijscompensatie kan de Ondernemingsraad geen enkele aanspraak meer doen gelden op loonsverhoging, reden waarom zij geen toestemming heeft verleend.
De ondernemer verzoekt in de procedure vervangende toestemming aan de rechter voor het doorvoeren van haar plannen waarbij deze regeling wordt geschrapt.

Naar kantonrechter na weigering instemming Ondernemingsraad

Hoewel het onthouden van deze instemming niet onredelijk is verleent de kantonrechter toch vervangende toestemming wegens zwaarwegende bedrijfseconomische redenen. Door de Ondernemingsraad is niet betwist dat de financiële positie van werkgever zorgelijk is. Jarenlang is er verlies gemaakt. De Ondernemingsraad heeft erkend dat sinds de oprichting slechts over twee jaren winst is gemaakt. De werkgever overleeft al jaren door stortingen van haar aandeelhouder. De kantonrechter neemt aan dat ingrijpen door werkgever gerechtvaardigd is om te trachten haar bedrijfsresultaat te verbeteren. Daarbij passeert ook de revue dat werkgever al tal van maatregelen heeft genomen ter reductie van de kosten.

De zaak was eerder bij de Bedrijfscommissie geweest en de kantonrechter is van oordeel, gelijk de Bedrijfscommissie, dat het in overleg vaststellen van een alternatief systeem van loonsverhoging, waarbij de Ondernemingsraad een vergelijkbare positie krijgt, meer de aangewezen route is dan schrapping zonder dat een alternatief vaststaat. Het onthouden van instemming door de Ondernemingsraad is dan ook niet onredelijk. Daar staat echter tegenover dat zwaarwegende bedrijfseconomische redenen wel vergen dat het besluit tot schrapping van de automatische prijscompensatie moet worden genomen. Dit betekent een nadeligere regeling voor de werknemers, want er zit geen loonsverhoging meer in. De rechter stelt daar tegenover dat het niet gaat om een loonsverlaging, maar om niet verdere verhoging van het loon.

Advies over instemmingsrecht van de Ondernemingsraad

Voor verdere vragen over het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad of andere medezeggenschapsvragen (zoals bijvoorbeeld de plicht tot het vragen van advies aan de Ondernemingsraad als ondernemer) of andere arbeidsrechtelijke vraagstukken kunt u uiteraard contact opnemen.