14 oktober 2015

Intrekking vergunning coffeeshop

Categorie: Vergunningen

Coffeeshops in Nederland hebben een externe voorraad (stash) nodig waaruit de voorraad in de coffeeshop regelmatig wordt aangevuld. De reden daarvoor is dat in de coffeeshop slechts 500 gram softdrugs aanwezig zijn. Dat is het zogenaamde G-criterium van het gedoogbeleid (Aanwijzing Opiumwet). Die hoeveelheid is tegenwoordig veel te laag; ik hoor van coffeeshopeigenaren dat 5 kg beter zou zijn; dan wordt de voorraad gewoon in de coffeeshop verkoop klaar gemaakt. Als de voorraad buiten de coffeeshop wordt ontdekt dat is sprake van een zgn. achterdeurfeit. Het is strafbaar, maar de strafrechter legt al enige tijd geen straf meer op voor een achterdeurfeit. Vlak bij de coffeeshop is in deze zaak ruim veertien kilogram softdrugs is aangetroffen, hetgeen volgens de burgemeester een ernstige overschrijding van de toegestane handelsvoorraad softdrugs is. De aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs moet volgens verweerder worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Dat is overdreven. Het gaat hier om een voorraad voor de coffeeshop van slechts enkele dagen. De voorzieningenrechter Utrecht oordeelt over sluiting coffeeshop.

Stash met handelsvoorraad buiten de coffeeshop

Volgens een andere coffeeshop-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1908), diende een in een ander pand gelegen hoeveelheid softdrugs te worden gerekend tot de handelsvoorraad van de coffeeshop, nu deze hoeveelheid bestemd was voor de bevoorrading van de coffeeshop. Ook in het onderhavige geval komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de in de bovengelegen woning aangetroffen hoeveelheid softdrugs dient te worden gerekend tot de handelsvoorraad van de coffeeshop. Maar dat is sprake van overschrijding van de gedoogvoorwaarden. Lees ook: handelsvoorraad coffeeshop.

Grond voor intrekking vergunning Horecaverordening

Er is voldaan aan de intrekkingsgronden van de Horecaverordening voor intrekking vergunning. De redenering van de burgemeester is dat wegens de  voorgeschreven intrekkingsgronden er geen ruimte voor een belangenafweging. Een advocaat kijkt hier kritischer naar. Met de bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitant wordt aldus geen rekening gehouden. Ook de gevolgen voor de buurt zoals door buurtbewoners die bang zijn voor illegale straathandel wordt niet gekeken. Het besluit tot weigering van de exploitatievergunning voor de coffeeshop grote gevolgen heeft voor de exploitant en de werknemers van de coffeeshop.  Dat wordt door de burgemeester niet ontkend, maar deze meent  het algemeen belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder te moeten laten wegen. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de burgemeester niet in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen.

Overlast van straatdealers na sluiting coffeeshop

De exploitant van de coffeeshop verzoeker heeft een verklaring van ruim 40 buurtbewoners overgelegd waaruit blijkt dat de buurt momenteel tijdens de sluiting van de coffeeshop veel last ondervindt van dealers en gebruikers. Dat de sluiting van de coffeeshop voor probleem in de buurt kan zorgen laat de rechter niet meewegen. De voorzieningenrechter acht de door verweerder genomen maatregel ook niet disproportioneel of getuigen van een onevenredige belangenafweging. Tijdens de bezwaarprocedure blijft de coffeeshop derhalve gesloten omdat de voorzieningenrechter het besluit niet schorst (terwijl dat in andere zaken regelmatig wel gebeurt).

Besluit sluiting coffeeshop geschorst door voorzieningenrechter Rotterdam

Deze uitspraak is heel anders dan bijvoorbeeld de zaak over intrekking vergunning coffeeshop in Rotterdam waar de voorzieningenrechter tot 2x toe het besluit tot intrekking (en sluiting coffeeshop) schorste, nota bene met een veel grotere voorraad (120 kg) die boven de coffeeshop werd aangetroffen . De voorzieningenrechter weet het soms ook niet meer met dit gebrekkige gedoogbeleid. De rechter in Rotterdam nam het belang van de coffeeshop-eigenaar in bescherming: de voorzieningenrechter is van oordeel dat het intrekken van de exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd in dit geval onevenredig is. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de overtreding van de voorwaarde van het gedoogbeleid die ziet op de maximaal toegestane handelsvoorraad in de coffeeshop noopt tot de intrekking van de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd en waarom niet kan worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel. De rechter kan toetsen of een maatregel wel noodzakelijk is, of een minder vergaande maatregel ook gebruikt kan worden en of de maatregel wel efficiënt is.