11 juni 2013

Krediet opgezegd? Bijzondere zorgplicht van de bank

Categorie: Financieel recht, Kredietopzegging

In het kort geding van 19 maart 2013 van de Rechtbank Rotterdam (KG ZA13-162) ging het om de opzegging van een rekeningcourant-overeenkomst. Rabobank Schiedam-Vlaardingen deed een beroep op haar algemene bankvoorwaarden (onder meer artikel 27 en 30).

Artikel 27 luidt:

“opzegging overeenkomst

a. iedere rekeninghouder of de bank kan zonder opzeggingstermijn de overeenkomst opzeggen.”

Rabobank heeft de bancaire relatie opgezegd en aangegeven aan de klant dat binnen 3 weken bankzaken elders moesten worden ondergebracht. In het kort geding vorderden (kort gezegd) de rekeninghouders dat de rekeningcourantverhouding werd gecontinueerd voor onbepaalde tijd, althans in ieder geval voor een termijn van 6 maanden.
De Rechtbank overweegt dat het voorshands niet is uitgesloten dat de rekeninghouders bij het aangaan van toekomstige bankrelaties zal moeten meedelen dat Rabobank de bancaire relatie met haar heeft opgezegd.

Zo geeft de Rechtbank aan:

“Het is niet onaannemelijk dat dit van negatieve invloed zal zijn op de mogelijkheid tot het verkrijgen van een nieuwe bankrelatie en de voorwaarden waaronder een bankrelatie zal worden aangegaan.”

In algemene zin overweegt de voorzieningenrechter als volgt:

4.4. Bij opzegging van een bankrelatie als in het onderhavige geval geldt als uitgangspunt dat een bank gebruik kan maken van een contractueel gegeven opzeggingsbevoegdheid tenzij de bank daardoor in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid en, meer in het bijzonder, haar zorgplicht. Een bank dient bij een opzegging een zorgvuldige afweging te maken van de wederzijdse belangen en te toetsen of de opzegging de toets van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan doorstaan, zowel ten aanzien van de opzegging als de wijze van opzegging.
Bij de bevoegdheid tot opzegging moet worden beoordeeld of de reden voor de opzegging voldoende zwaarwegend is in verhouding tot het belang van de cliënt bij voortzetting van de relatie. Het belang om te kunnen beschikken over een bankrekening moet daarbij als het in beginsel meest zwaarwegende belang worden gezien. Het is immers voor rechts- en natuurlijke personen van eminent belang dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Het ligt op de weg van de bank om aan te tonen op welke gronden, die naar objectieve maatstaven moeten kunnen worden vastgesteld, het zwaarwegende belang van de rechts- en/of natuurlijke personen dient te wijken voor het belang van de bank.

Ten aanzien van de wijze van opzegging dient te worden beoordeeld of de reden van opzegging op deugdelijke wijze aan de cliënt is meegedeeld en of de bank een redelijke opzegtermijn in acht genomen heeft.

Indien (in rechte) wordt geoordeeld dat het besluit tot opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, kan de bank verplicht worden de bankrelatie onder de oude voorwaarden voort te zetten. Indien niet het besluit, maar de wijze van opzegging of de in acht genomen opzegtermijn in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, kan de bank worden verplicht de bankrelatie voor bepaalde tijd voort te zetten.

De Rechtbank geeft aan dat Rabobank haar opzeggingsgrond zeer beperkt heeft toegelicht. Rabobank geeft aan dat zij op grond van wettelijke criteria en beleidsregels gehouden is om doorlopend een afweging te maken of het aangaan van een klantrelatie of het voortzetten daarvan geen gevaar oplevert voor haar integriteit en het vertrouwen van de consument in financiële ondernemingen als geheel en dat financiële instellingen daarom telkens een inschatting zullen moeten kunnen maken van de risico’s.

De rekeninghouders geven aan dat zij alle gevraagde informatie aan Rabobank hebben verstrekt. De Rechtbank overweegt dat het op de weg van Rabobank had gelegen om voldoende specifiek aan te geven over welke informatie zij wenst te beschikken en dat zij dat heeft nagelaten. Verder geeft de Rechtbank aan:
“Daarnaast heeft Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet aannemelijk gemaakt dat de risico’s waartegen de door haar aangehaalde wettelijke criteria en CDD-regelgeving bescherming beogen te bieden, zich in de concrete omstandigheden van dit geval in relatie tot (JH: de rekeninghouders] daadwerkelijk voordoen of (mogelijk) dreigen te gaan voordoen. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft niet aangegeven welke risico’s zij in dat verband vreest.”
Verder geeft de Rechtbank aan dat het enkele feit dat de rekeninghouders hebben aangegeven dat zij voornemens zijn om naar een andere bank over te gaan, op zichzelf geen rechtvaardiging oplevert van opzegging. De Rechtbank wijst de vorderingen toe en veroordeelt de Rabobank haar dienstverlening aan de rekeninghouders voort te zetten. Opvallend is dat de Rechtbank geen termijn stelt aan de continuering, maar Rabobank veroordeelt tot bancaire voortzetting, en nota bene met oplegging van een dwangsom (en veroordeling van de proceskosten).