25 november 2014

Niet-openbare uitingen onrechtmatig

Categorie: Procesrecht

Onlangs heeft het Gerechtshof Den Haag een interessant arrest in kort geding gewezen in een zaak over een onrechtmatige uiting over een bedrijf dat ik als advocaat bijstond. Het Hof heeft daarin overwogen dat het uiten van negatieve berichten over het bedrijf en haar directeur onrechtmatig was, ondanks dat de negatieve uitlating waren gedaan in een niet-openbare Facebook chat.

Kort geding niet onrechtmatige uitingen

De werkgever had een Facebook chat in handen gekregen tussen een voormalig werknemer en een huidige werknemer waaruit bleek dat de voormalig werknemer op zeer negatieve wijze sprak over de werkgever. De werkgever vond dat de voormalig werknemer te ver was gegaan met het kwaadspreken over haar, met het wekken van de suggestie dat het financieel erg slecht ging met het bedrijf en het opzetten van de huidig werknemer om naar de OR te stappen.

De rechter had in eerste aanleg met zoveel woorden overwogen dat de chat sessie op Facebook niet openbaar was geweest en dat de uitingen zich in de privésfeer hadden afgespeeld. Verder zouden de beweringen van de voormailig werknemer (deels) juist lijken te zijn en zouden de werknemers recht hebben op deze informatie. De rechtbank vond de uitingen daarom niet onrechtmatig.

De werkgever was het met dit oordeel niet eens en heeft op mijn advies hoger beroep ingesteld.

Kort geding in hoger beroep onrechtmatige uitingen

Het Gerechtshof heeft het vonnis van de Rechtbank Rotterdam vernietigd en geoordeeld dat er onrechtmatig was gehandeld door negatieve berichten te verspreiden met het oogmerk de belangen van het bedrijf en haar directeur te schaden.

Het Hof overweegt in dat verband dat niet beslissend is of de Facebook berichten toegankelijk waren voor vrienden of derden, maar of de berichten van zodanige aard waren dat de voormalig werknemer er rekening mee had behoren te houden dat de berichten ook ter kennis zouden komen van anderen dan degene aan wie ze waren gericht.

Van belang was tevens dat de voormalig werknemer zelf het initiatief had genomen ongevraagd de negatieve medelingen te doen, die in ieder geval deels suggestief waren en bovendien er op waren gericht (of daartoe geschikt waren) het beeld van het bedrijf en haar directeur negatief te beïnvloeden.

Een afweging van het belang van de voormalig werknemer (die stelde zich zorgen te maken over de toekomst van het bedrijf en over de werknemers) tegen het belang van het bedrijf en haar directeur (dat de eer en goede naam niet wordt geschaad), viel uit in het voordeel van het bedrijf en haar directeur. Van belang was dat de voormalig werknemer het bedrijf al geruime tijd geleden had verlaten. Verder vond het Hof dat de voormalig werknemer werknemers met suggestieve informatie ongerust had gemaakt, hetgeen niet kon opwegen tegen het belang van het bedrijf en haar directeur.

Uitingen in de privésfeer onrechtmatig conclusie

Dit arrest is interessant omdat er uit volgt dat – ondanks dat sprake is van een niet-openbare chat – de omstandigheden toch kunnen meebrengen dat de inhoud van de berichten onrechtmatig is, omdat de verzender van de berichten er rekening mee had behoren te houden (en mogelijk zelfs de intentie had) dat de (inhoud van de) berichten ook bij een grotere groep bekend zouden worden en dat de inhoud geschikt was (of zelfs er op gericht) om het beeld van de werkgever negatief te beïnvloeden.