6 oktober 2014

Schadevergoeding overheid bij gebrekkige onderhoud

Categorie: Procesrecht

Bij de beoordeling aansprakelijk van de overheid wordt vooropgesteld dat stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op art. 6:174 lid 1 BW gebaseerde vordering, in beginsel op de eiser die schade heeft geleden, rusten. Indien de overheid zijn verweer onvoldoende motiveert en de eiser aldus onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een meer specifieke onderbouwing van zijn stelling over aansprakelijkheid, zal de rechter voorshands moeten oordelen dat de eiser op dat punt aan zijn stelplicht heeft voldaan en het gestelde, bij gebreke van een voldoende gemotiveerd verweer, voorshands als vaststaand moeten aannemen, of zelfs de bewijslast op dat punt kunnen omkeren.

Moet overheid schadevergoeding betalen voor gebrekkig onderhoud aan een weg?

De rechtbank heeft in eerste instantie in de zaak van de gewonde fietser de vordering afgewezen. Zij was van oordeel dat de weg ter plaatse niet gebrekkig was in de zin van art. 6:174 BW. De stelplicht en de bewijslast dat de Gemeente als wegbeheerder (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de door de betrokkene geleden schade, berusten bij Reaal. De (enkele) stelling van Reaal dat de weg gebrekkig is in de zin van art. 6:174 BW als gevolg van de aanwezigheid van de richel, is daartoe onvoldoende. Reaal heeft echter nagelaten voldoende onderbouwd te stellen dat, mede rekening houdende met de concrete kans op verwezenlijking van het gevaar, het te verwachten gebruik van de berm, de mogelijkheid van en de in redelijkheid te vergen veiligheidsmaatregelen, in de gegeven omstandigheden van de Gemeente kon worden gevergd dat zij de onder haar beheer staande wegen zodanig onderhoudt dat richels als de onderhavige telkens worden opgevuld.

Aansprakelijkheid overheid voor wegen bij onvoldoende onderhoud

Voor vaststelling van aansprakelijkheid van wegbeheerder dient onder een openbare weg mede de daarbij behorende berm dient te worden begrepen indien wegdek en berm feitelijk zodanig op elkaar zijn afgestemd dat zij als één geheel behoren te worden beschouwd voor zover het gaat om de vraag of de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De enkele omstandigheid dat de weg ter plaatse door aanwezigheid van de spleet gevaar voor (race)fietsers opleverde, nog niet betekent dat zij niet voldeed aan de eisen die men daaraan in gegeven omstandigheden mocht stellen.

Verweer gemeente tegen aansprakelijkheid: gebrek financiële middelen voor onderhoud weg

De gemeente haar beroep op de beperktheid van haar financiële middelen onvoldoende onderbouwd. De Hoge Raad meent dat het oordeel van het hof dat de Gemeente geen concrete norm heeft geschonden door de aanwezigheid van de richel (spleet) in de weg niet te voorkomen of op te heffen onterecht is. De verzekeraar van de fietser, Reaal, heeft terecht verwezen naar het CROW-Handboek betreffende de veilige inrichting van bermen, welk Handboek volgens Reaal gezaghebbende richtlijnen biedt voor de inrichting van (onder meer) openbare wegen. Een andere rechter moet de zaak opnieuw behandelen. Daaruit kan zeer wel volgen dat de gemeente schadevergoeding moet voldoen voor schade als gevolg van gebreken aan de weg.

Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831