3 september 2013

Overname schuld

Categorie: Financieel recht

Het ging in de zaak bij de rechtbank Limburg om een enig aandeelhouder/bestuurder (Coenen) die zijn aandelen in de vennootschap (Coenen Assurantiën BV) op 22 november 2005 aan een derde (Bosma) overdraagt. De koopprijs van de aandelen (EUR 485.995) wordt grotendeels voldaan doordat Bosma een schuld (EUR 485.195) die Coenen heeft aan de vennootschap overneemt. Ruim vier jaar later gaat de vennootschap waarvan de naam inmiddels is gewijzigd in FTF Investments Compagny BV (hierna: FTF) failliet. Hetzelfde lot treft haar enig aandeelhouder/bestuurder Bosma. De pijlen van de curator in het faillissement van FTF richten zich daarom op Coenen. De curator vordert dat Coenen aan de boedel van FTF een bedrag van EUR 485.195 betaalt. Primair legt de curator aan deze vordering ten grondslag dat de tussen partijen overeengekomen schuldoverneming geen werking heeft tegenover de vennootschap, zodat deze nog steeds de oorspronkelijke schuldenaar Coenen kan aanspreken. Coenen op zijn beurt heeft zijn belastingadviseur alsmede de instrumenterende notaris in vrijwaring opgeroepen.

Voorwaarden voor overname schuld

In dit geding stond de rechtsfiguur van schuldoverneming centraal. Schuldoverneming is een tweezijdige overeenkomst tussen de schuldenaar en de derde, waarbij deze derde de schuld die de schuldenaar aan de schuldeiser heeft overneemt. Art. 6:155 BW bepaalt dat de schuldoverneming pas werking heeft tegenover de schuldeiser, indien aan twee voorwaarden is voldaan:

(i) De schuldenaar en de derde stellen de schuldeiser in kennis van de schuldoverneming. De schuldenaar en de overnemende derde bepalen dus gezamenlijk op welk tijdstip de schuld, in relatie tot de schuldeiser, wordt overgenomen. Een kennisgeving door enkel de schuldenaar of overnemende derde is niet voldoende; en

(ii) de schuldeiser geeft toestemming aan de schuldoverneming. Deze voorwaarde wordt gesteld omdat het voor een schuldeiser een groot verschil kan uitmaken wie de persoon van zijn schuldenaar is. De kans dat een schuldeiser zijn vordering voldaan ziet hangt immers nauw samen met de gegoedheid van zijn schuldenaar. Zonder diens toestemming is de schuldoverneming in de verhouding tot de schuldeiser niet voltooid en kan deze nog steeds de oude schuldenaar aanspreken. De toestemming is een eenzijdige, vormvrije rechtshandeling en hoeft niet uitdrukkelijk te geschieden. Zij kan ook in een gedraging besloten liggen.

Rechtbank over overname schuld

Onderhavige casus spitst zich toe op de vraag of de schuldoverneming tussen Coenen en Bosma werking heeft verkregen tegenover de vennootschap (Coenen Assurantiën BV/FTF) in haar hoedanigheid van schuldeiser. De hamvraag hierbij is of de vennootschap haar toestemming aan de schuldoverneming heeft verleend. In de leveringsakte van de aandelen is hieromtrent niets opgenomen. De instrumenterende notaris heeft in de leveringsakte volstaan met het vrij letterlijk overnemen van een instructie van de belastingadviseur van Coenen:

De comparanten verklaren dat de prijs van de aandelen € 485.995 bedraagt; gelijktijdig wordt de vordering op de aandeelhouder gecedeerd naar de nieuwe aandeelhouder, deze vordering bedraagt € 485.195, een en ander conform opgave accountant; zodat door koper per saldo te betalen € 800.

De notaris heeft nagelaten om in de akte een juridische vertaalslag naar de rechtsfiguur van de schuldoverneming te maken. De rechtbank leidt echter uit de wijze waarop Coenen en Bosma hebben gehandeld af dat tussen hen sprake is geweest van schuldoverneming. Lastiger is de beantwoording van de hamvraag of de vennootschap haar toestemming heeft verleend aan de schuldoverneming. De notaris heeft voor of tijdens het verlijden van de akte niet bij Coenen geverifieerd of de vennootschap met de debiteurswisseling instemde. Ook anderszins is er volgens de rechtbank geen enkele indicatie waaruit de instemming van de vennootschap blijkt. Een dergelijke indicatie zou ontleend kunnen worden aan met name de administratie van de vennootschap: ten name van wie is de rekening-courantvordering op Coenen na de schuldoverneming geadministreerd en op welke wijze is deze vordering in de boekhouding en jaarstukken van FTF verwerkt? Het ligt op de weg van Coenen om daarover informatie te verstrekken ter onderbouwing van zijn standpunt. Bij gebreke daarvan neemt de rechtbank aan dat dergelijke indicaties er niet zijn en dat de schuldoverneming geen werking heeft verkregen tegenover de vennootschap.

In haar vonnis gaat de rechtbank Limburg uitvoerig in op de vraag of aangenomen kan worden dat Coenen ten tijde van de schuldoverneming van zijn schuld aan Bosma in zoverre de vennootschap vertegenwoordigde dat zijn medewerking aan de schuldoverneming impliceerde dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder ook namens de vennootschap daarmee instemde. Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank van belang dat in het vennootschapsrecht tot uitdrukking is gebracht dat bij handelen in verschillende hoedanigheden extra waarborgen zijn vereist om ongewenste vermenging van belangen te voorkomen. In dit verband wijst de rechtbank op art. 2:256 BW en art. 2:247 BW. De rechtbank lijkt zich niet te realiseren dat door de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet bestuur en toezicht art. 2:256 BW is vervallen.

Advocaat over overname schuld

Coenen delft in relatie tot de curator het onderspit, maar kan wel terugvallen op de instrumenterende notaris. De rechtbank oordeelt dat op een oplettende notaris de taak rust om voor of tijdens het verlijden van de akte bij de schuldenaar te verifiëren of de crediteur van de schuld met de debiteurswisseling instemt. Coenen kan de notaris daarom in vrijwaring aansprakelijk houden voor het gevolg dat hij door de curator wordt aangesproken.