24 juli 2022

Ontbinding huurovereenkomst wegens overtreding Opiumwet

Categorie: Huurrecht, Vastgoedrecht

 

Het komt helaas voor dat het gehuurde door de huurder wordt gebruikt voor een wietplantage. Daarvoor is inmiddels een wettelijke bepaling opgenomen in de wet. Het hangt van de omstandigheden van het geval of ontbinding zinvol is of een andere aanpak.

Ontbinding huurovereenkomst wegens overtreding Opiumwet

Ontbinding buiten de rechter om van de huurovereenkomst is mogelijk op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Dit kan in geval op basis van een eerder besluit van de betrokken burgemeester om op grond van het bepaalde in artikel 13b lid 1 van de Opiumwet de betrokken woning te sluiten en gesloten te houden voor een aaneengesloten periode van drie maanden. In zo’n geval gaat het om een pand dat wordt gesloten en derhalve naleving van de huurovereenkomst onmogelijk wordt gemaakt. In beginsel zal dit betekenen dat de huurder geen huur meer verschuldigd is of, als de sluiting het gevolg is van zijn eigen gedrag, vermoedelijk geen verhaal of nauwelijks verhaal zal bieden. Na ontbinding is huurder in beginsel gehouden tot ontruiming van de woning, tenzij ontruiming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of er sprake is van misbruik van recht.

Sluiting pand door burgemeester wegens wietplantage

Het in stand houden van de huurovereenkomst zal in dit geval weinig zin hebben en in elk geval voor de verhuurder zeer nadelig uitpakken. Een betere oplossing is dat de verhuurder zo spoedig mogelijk een nieuwe huurder vindt en op grondslag van deze nieuwe huurovereenkomst opheffing van de sluiting van het pand het gemeentebesluit kan vragen (hetgeen zinvol is als hij een ander huurder kan introduceren). Indien hij daartoe eerst een ontbindingsvordering zou moeten instellen, zou de huurovereenkomst gedurende het geding voortduren, zodat de ontstane impasse langere tijd zou blijven bestaan.

Ontruiming huurder in kort geding na sluiting woning

Een verhuurder spoedeisend belang heeft bij het zo snel mogelijk eindigen van de huurovereenkomst en wederverhuren van de woning aan een nieuwe huurder. Dit betekent dat (de woningstichting) een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde ontruiming van het gehuurde in een kort geding. Een advocaat kan de ontruiming in kort geding vorderen. Het heeft dus de voorkeur dat de verhuurder in kort geding een vordering tot ontruiming instelt als het pand wegens een overtreding van de Opiumwet is gesloten. De rechter in kort geding kan op korte termijn (binnen eigen weken uitspraak doen). Ontbinding kan dus buiten de rechter om gedaan worden; als de huurder niet ui eigen beweging vertrekt is dus nog wel een veroordeling tot ontruiming van de huurder nodig van de (voorzieningen)rechter.

Vernietiging sluitingsbevel door de rechter

Ook als de huurder bij de bestuursrechter het besluit tot sluiting van het pand door de burgmeester aanvecht zullen de civielrechtelijke gevolgen van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst ook in stand blijven indien het onderliggende sluitingsbevel in een bestuursrechtelijke procedure wordt vernietigd. Dat is echter een gevolg dat de wetgever kennelijk niet heeft willen uitsluiten (gerechtshof Amsterdam 10 januari 2008, LJN BD1151, gerechtshof ’s-Gravenhage 8 december 2009, LJN BK7116, kantonrechter Haarlem 25 januari 2011, LJN BP2232 en gerechtshof. Zie als voorbeeld: ontruiming woning wegens vuurwapen en drugsbezit.