17 april 2025

Vaststellingsovereenkomst houdt stand: Rechtbank Den Haag bevestigt rechtsgeldigheid tussen franchisepartijen

Categorie: Franchiserecht

Op 19 februari 2025 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een kwestie, waar franchisenemers de vernietiging van een vaststellingsovereenkomst eisten op grond van misbruik van omstandigheden, dwaling en strijd met dwingend recht. ​

Geschil met franchisenemers over de formule en vergoedingen

Een franchisegever, een uitzendbureau met een unieke formule binnen de zorgsector, had een geschil met een groep franchisenemers over de franchiseformule en bijbehorende vergoedingen. Immers, door de toename van het aantal zzp’ers in de zorg zijn deze franchisenemers zich ook gaan richten op de bemiddeling van zzp’ers. Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de franchisegever minder inkomsten ontving, aangezien franchisenemers op basis van de franchiseovereenkomst enkel een inkoopprijs hoefden te betalen voor de inzet van uitzendkrachten.

Om het geschil te beëindigen hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst werd onder meer afstand gedaan van het wettelijke instemmingsrecht (ex. art. 7:921 BW) bij toekomstige formulewijzigingen. De franchisenemers stelden op een later moment dat deze overeenkomst onder druk tot stand was gekomen en dat zij onvoldoende geïnformeerd waren. Hierdoor zou sprake zijn van misbruik van omstandigheden, dwaling en/of handelen in strijd met dwingend recht. ​

Rechtbank: geen sprake van misbruik van omstandigheden, dwaling of strijdigheid met dwingend recht

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden. De franchisenemers hadden immers voldoende onderhandelingsruimte en er was geen ongeoorloofde druk uitgeoefend door de franchisegever. Volgens de rechtbank geldt hier dat beide partijen voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst werden bijgestaan door een advocaat. Daardoor bevond geen van hen zich in een juridisch zwakkere positie.

Ook werd het beroep op dwaling verworpen, omdat de franchisenemers niet voldoende hadden onderbouwd welke (essentiële) informatie ontbrak bij het sluiten van de overeenkomst.

Het beroep op strijdigheid met dwingend recht werd eveneens afgewezen, aangezien de franchisenemers bewust en geheel vrijwillig hadden ingestemd met de vaststellingsovereenkomst. ​

Het belang van zorgvuldigheid bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het sluiten van vaststellingsovereenkomsten binnen franchiseverhoudingen. Het bevestigt dat franchisenemers onder meer hun dwingendrechtelijke instemmingsrecht bij formulewijzigingen kunnen opgeven via een vaststellingsovereenkomst. Daarnaast onderstreept deze uitspraak de terughoudendheid van de rechter bij het vernietigen van dergelijke overeenkomsten.

De advocaten van Blenheim staan zowel Nederlandse als internationale cliënten bij in franchisezaken. Indien u benieuwd bent naar de gevolgen deze uitspraak voor uw onderneming, aarzel dan niet om contact op te nemen.