22 juli 2022

5 dingen die je over de duur en verlenging van een vergunning moet weten

Categorie: Vergunningen

 

Artikel 11 Dienstenrichtlijn en artikel 33 Dienstenwet bepalen dat overheden niet-schaarse vergunningen die vallen onder de Dienstenrichtlijn in beginsel voor onbepaalde tijd worden  verstrekt (dan gaat het over niet-schaarse vergunningen). De gedachte daarachter is dat een beperkte geldigheidsduur van vergunningen de uitoefening van diensten belemmerd. Een ondernemer zal dan geen investeringen willen doen als hij maar voor korte duur van de vergunning gebruik kan maken. De overheid kan echter een vergunning van onbepaalde tijd intrekken als een dienstverlener niet (meer) aan bepaalde voorwaarden voldoet (overweging 55 Dienstenrichtlijn).

Hoe bepaalt overheid passende duur van een vergunning?

Er is geen wettelijk criterium dat de duur van een vergunning bepaald, dan kunnen overheidsinstellingen zelf bepalen. Dat moet wel zorgvuldig gebeurd en de gekozen duur moet verdedigbaar zijn. ). Uit jurisprudentie over concessieverlening kan worden afgeleid dat de geldigheidsduur afgestemd moet worden op de terugverdientijd van de investeringen van de ondernemer. De Dienstenrichtlijn noemt een “passende beperkte duur”. Ook in de nieuwe EU-Concessierichtlijn is dit uitgangspunt opgenomen en is het uitgangspunt voor en concessie een termijn van vijf jaar. Voor een standplaatsvergunningen in Haarlem is nu een termijn van 10 jaar gekozen. Voor Bed & Breakfast in Amsterdam 8 jaar.

Dienstenrichtlijn en duur van een vergunning

Met de Dienstenrichtlijn en daarop gebaseerde Dienstenwet zijn er meer dwingende regels gekomen voor dienstenvergunning. Daarmee is ook regelgeving voor detailhandel in Nederland beïnvloed. Maar er gelden ook regels los van deze regelgeving. En die gelden ook voor (schaarse) vergunningen die geen dienst betreffen. Die regels volgen de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals deze in de vaste Nederlandse rechtspraak en bestuursrechterlijke praktijk worden gehanteerd en die ook deels zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Toepassing van beginselen van behoorlijk bestuur zou er toe moeten leiden dat een vergunningstelsel gelijke kansen biedt, en een schaarse vergunning niet onevenredig lang aan enkele ondernemers wordt verstrekt en ook niet zonder gelijke kansen voor andere ondernemers (automatisch) wordt verlengd.

Dienstenrichtlijn over duur van een vergunning

Overweging 62 in de introductie van de Dienstenrichtlijn bepaald: de verleende vergunning mag niet buitensporig lang geldig zijn, automatisch worden verlengd of enig voordeel toekennen aan de dienstverrichter wiens vergunning net is komen te vervallen. In het bijzonder moet de geldigheidsduur van de vergunning zodanig worden vastgesteld dat de vrije mededinging niet in grotere mate wordt belemmerd of beperkt dan nodig is met het oog op de afschrijving van de investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal.

Motivering van de duur van een vergunning

Er zijn dus uitzonderingen op de verplichting een vergunning voor onbepaalde tijd te verlenen, waaronder schaarse vergunningen. De overheid moet de beperkte duur van de vergunning kunnen rechtvaardigen en motiveren. Volgens artikel 11 lid 1 Dienstenrichtlijn kan een vergunning voor beperkte duur worden verleend als:

• de niet schaarse vergunning automatisch wordt verlengd of alleen afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de voorwaarden.

• sprake is van schaarse vergunningen: het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang.

• een beperkte duur wegens een dwingende reden van algemeen belang noodzakelijk is (bijvoorbeeld maximumbeleid voor coffeeshops).

Dat schaarse vergunningen van beperkte duur dienen te zijn volgt naast de Dienstenrichtlijn ook uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Trijber en Harmsen (ECLI:EU:C:2015:641). Lees hier mijn top 5 van schaarse vergunningen.

Geen recht op automatische verlenging vergunning

Indien een vergunning slechts voor beperkte duur verstrekt mag worden (dus een schaarse vergunning) dan zal er geen recht op automatische verlenging zijn. Dat zou in strijd zijn met de wettelijke grondslag om schaarse vergunningen in tijdsduur te beperken. Dat vloeit voort uit het materiële gelijkheidsbeginsel en voorkomt dat de eerder ‘uitverkoren’ vergunninghouder onevenredig wordt bevoordeeld. Indien bij de (hernieuwde)verdeling van schaarse vergunningen potentiële gegadigden onvoldoende reële mededingingskansen krijgen, dan zou dat in strijd zijn met het (formele) gelijkheidsbeginsel. Na het verstrijken van de duur van de vergunningen zal opnieuw volgens de regels verdeling van de beschikbare vergunningen moeten plaatsvinden. Het bevoegde overheidsorgaan zal dan wederom een passende mate van openbaarheid garanderen met betrekking tot de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdelingsprocedure (bijvoorbeeld loting), het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria.

Lees meer over dit onderwerp in mijn boek “De strijd om schaarse vergunningen” (Kluwer, 2019).