29 september 2015

Wanneer zijn dwangsommen verbeurd?

Categorie: Procesrecht

In een recente uitspraak van de Ondernemingskamer ging het om de vraag of dwangsommen waren verbeurd. Een dwangsom is een belangrijk middel om het voldoen aan een uitspraak af te dwingen. Eerder schreef ik dat het vorderen van dwangsommen een zeer effectief middel kunnen zijn om een partij te bewegen om iets te doen of te laten. In dit soort kort geding procedures (executiegeschillen) ontstaat vaak verschil van mening over de vraag of een partij nu wel of niet aan een vonnis heeft voldaan en dus of er al dan niet dwangsommen zijn verbeurd.

Dwangsommen kunnen een perfect middel zijn om iemand tot iets te bewegen. Het is dan wel van groot belang dat de vordering juist wordt ingesteld. Indien er bijvoorbeeld dwangsommen worden gevorderd, terwijl de wederpartij daar helemaal niet aan kan voldoen, dan zal de rechter dit waarschijnlijk afwijzen. Als u geconfronteerd wordt met een tegenpartij die een vordering instelt op straffe van een dwangsom dan is het goed om uw positie te kennen. Is het bijvoorbeeld nog mogelijk om verweer te voeren? Als u netjes aan het vonnis voldoet, is het dan nog steeds mogelijk dat u geconfronteerd wordt met dwangsommen. Een praktijkvoorbeeld over dwangsommen is op zijn plaats.

Wanneer zijn er dwangsommen verbeurd?

Van groot belang is dat het aan de partij die dwangsommen heeft toegewezen gekregen, in eerste instantie is om te stellen dat dwangsommen zijn verbeurd. Degene die wordt geconfronteerd met dwangsommen, moet vervolgens een kort geding opstarten om aan de rechter te vragen de partij te verbieden om te executeren. Advocaat dwangsommen legt een recente uitspraak over dwangsommen uit.

In dit geval ging het om een geschil over Leaderland, die in een veelvoud van procedures bij de ondernemingskamer betrokken is. Bij ruzie tussen bestuur en (of) aandeelhouders is meestal de weg naar de Ondernemingskamer onvermijdelijk. Ik zal deze uitspraken die betrekking hebben op aandeelhoudersgeschillen en bestuurdersaansprakelijkheid niet hier bespreken.

Bijzonder aan deze uitspraak is dat de Ondernemingskamer een dwangsom oplegt. Dat gebeurt niet veel; veelal worden dwangsommen opgelegd in kort geding, bij de gewone civiele rechter.

Dwangsommen bij ruzie aandeelhouders

Voor nu is belangrijk dat de Ondernemingskamer in een beschikking van 22 juli 2015 had bepaald dat het partijen niet meer was toegestaan om ongevraagd met de bestuurder contact op te nemen, tenzij door tussenkomst van advocaat. De uitspraak van de Ondernemingskamer werd versterkt door een dwangsom.

Dwangsommen om administratie op te eisen

Voorts had de Ondernemingskamer bepaald dat de volledige administratie moest worden verstrekt, dit op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,- per dag met een maximum van EUR 10 miljoen. De partij die de administratie moest verstrekken, heeft in de procedure aangevoerd dat hij alle administratie had verstrekt, zodat hij geen dwangsommen heeft verbeurd. De partij die de administratie moest overleggen heeft een verzoek gedaan op grond van 611 d Rv. Dit artikel houdt in dat daar waar degene die de dwangsommen opgelegd krijgt onmogelijk aan die veroordeling kan voldoen aan de rechter kan vragen of de dwangsommen worden opgeheven. In dit geval acht de Ondernemingskamer echter niet geloofwaardig dat er niet meer stukken overlegd hadden kunnen worden.

Wat opvallend is aan deze uitspraak is dat de Ondernemingskamer een dwangsom oplegt. In de wet wordt deze bevoegdheid niet met zoveel mogelijkheden gestipuleerd. In de wet staat wel dat een Ondernemingskamer een onmiddellijke voorziening kan treffen, dit op grond van artikel 2:349 a BW. Daarin staat niet specifiek dat de Ondernemingskamer een dwangsom kan opleggen.

De annotator bij deze uitspraak – mr. P.J. van der Korst – concludeert mijns inziens terecht dat het discutabel is of de Ondernemingskamer deze bevoegdheid onverkort heeft. Volgens de wet – artikel 661 a Rv – kan de rechter namelijk op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot een dwangsom. De vraag is dan of de Ondernemingskamer ook een dwangsom op kan leggen tegen een belanghebbende, niet zijnde een wederpartij. Dat zou zich slecht verhouden tot het wettelijk systeem, zoals ook de heer Van der Korst terecht oordeelt.