Wat zegt de advocaat over toetsing omgevingsvergunning aan beoogde gebruik
Categorie: Vergunningen
Indien bijvoorbeeld een aanvraag wordt ingediend voor de bouw van een woning, dan dient de gemeente na te gaan in hoeverre het ontworpen gebouw daadwerkelijk daartoe geëigend is en als zodanig gebruikt gaat worden. Indien blijkt dat in die woning ook een bedrijf zich gaat vestigen, zal de gemeente zich kritisch moeten tonen. De Rechtbank Roermond heeft onlangs weer een dergelijke zaak behandeld aangaande een bouwplan voor een woning in Weert. De buurman maakte bezwaar en vorderde een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter.
De gemeente dient na te gaan in hoeverre het ontworpen gebouw, waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd daadwerkelijk daartoe geëigend is en als zodanig gebruikt gaat worden. Dat hoeft echter ook geen diepgaand onderzoek te zijn.
Aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan bestemming en voorgenomen gebruik
De rechtbank heeft geoordeeld in een dergelijke situatie het volgende geldt:
“Op grond van vaste jurisprudentie van de ABRvS moet bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet (bijv. ABRvS 18 mei 2011, LJN: BQ4934). Het is in eerste instantie aan de aanvrager om (ongevraagd) gegevens aan te dragen die verweerder in staat stellen deze beoordeling te maken. Daarop mag verweerder zich in beginsel baseren, maar de omstandigheden van het geval kunnen met zich meebrengen dat verweerder uit zichzelf nader onderzoek moet verrichten (bijv. ABRvS 24 december 2003, LJN: AO0838). Bij de uiteindelijke afweging kunnen diverse omstandigheden een rol spelen, waaronder omstandigheden die niet direct betrekking hebben op het bouwplan zelf (bijv. ABRvS 31 augustus 2011, LJN: BR6306).”
De aanvrager van de vergunning heeft echter volgehouden dat het gebouw alleen voor woondoeleinden gebruikt zal worden. De klagende derde heeft daar te weinig tegenover gesteld. Zij heeft alleen gewezen op de grote oppervlaktes van bijvoorbeeld de werkkamer in de woning. Dat is volgens de rechter onvoldoende. Het verzoek om schorsing van de bouwvergunning werd om die reden afgewezen
Uitspraak LJN: BT1878