26 maart 2014

Weigering horecavergunning

Categorie: Bestuursrecht

Ingevolge de Plaatselijke Verordening (APV), kan de gemeente een horecavergunning weigeren indien door de leidinggevende(n) en/of ondernemer(s) c.q. diegene(n) die de rechtspersoon van de horecagelegenheid vertegenwoordigt(/en) niet wordt voldaan aan de eisen die de Wet Bibob stelt. Of de vereisten krachtens artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a en b, en derde lid van de Drank- en Horecawet. Zo kan als voorwaarde voor de horecavergunning gelden: leidinggevenden mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Ook geldt als eis dat zich in de betrokken horeca-inrichting feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de ernstige vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde. Om die reden kan de gemeente een horecavergunning weigeren of de horecavergunning intrekken. Lees ook: sancties handhaving horeca.

Intrekking horecavergunningen of exploitatievergunning

Zoals volgt uit de uitspraak van 2 februari 2011 in zaak nr. 201009473/1/H3, betreffende intrekking van een drank- en horecawetvergunning en een exploitatievergunning zijn sancties als intrekking van de horecavergunning, gericht op de bescherming van de openbare orde en zijn deze niet (mede) gericht op het bewerkstelligen van normconform gedrag door leedtoevoeging. Gelet op het imperatieve karakter van de toepasselijke wettelijke bepalingen over horeca en horeca-exploitatie is de gemeente dan gehouden tot intrekking van de horecavergunning ofwel bestuursdwang.

Weigering horecavergunning aan leidinggevende

Ingevolge de uitspraak van de Raad van State Afdeling van 23 september 2009 in zaak nr. 200900743/1/H3, gelden er geen beperkingen ten aanzien van de feiten of omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag van een horeca-exploitant mogen worden betrokken. Een strafrechtelijke veroordeling is daarbij niet vereist. Ook zonder vonnis van de strafrechter kunnen de aangiftes en verklaringen op zichzelf voldoende zijn om als grond te dienen voor de intrekking van de vergunning. Lees ook: procedure Wet Bibob.

Bezwaar en beroep tegen intrekking of weigering horecavergunning

De advocaat van de vergunninghouder zal in bezwaar en beroep aannemelijk moeten maken dat de gemeente zich op onjuiste of onvolledige informatie hebben gebaseerd en daarom ten onrechte tot intrekking van de horecavergunning is overgegaan. Daarbij wordt wel een beroep gedaan op het EVRM verdrag. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het EVRM heeft een ieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Ingevolge het tweede lid wordt een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.

Horeca-advocaat adviseert over bezwaar en beroep

Het hangt van de specifiek feiten en omstandigheden af in hoeverre een horeca-exploitant bij weigering van de horecavergunning of intrekking horecavergunning aanspraak kan maken op de rechtsbescherming van het EVRM. Een horeca-advocaat kan adviseren over kansen in een bezwaar- en beroepsprocedure tegen weigering of intrekking horecavergunning en mogelijkheid van een voorlopige voorziening in een spoedeisende situatie.