In art. 2.1 lid 1 onder c Wabo is aangegeven dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de volgende besluiten en plannen, te weten een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, provinciale verordening (artikel 4.1, lid 3 Wro), Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (artikel 4.3, lid 3 Wro). Het voorbereidingsbesluit voor zover daarin is bepaald dat van het voorbereidingsbesluit te geven regels bij een omgevingsvergunning van het verbod kan worden afgeweken (het bepaalde in artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, Wro). Op basis van art. 2.12 Wabo kan in bepaalde gevallen de strijdigheid met de bovenstaande besluiten en plannen worden opgeheven via een omgevingsvergunning.
Eenvoudige wijziging bestemming indien voorzien in het bestemmingsplan
De strijdigheid met het bestemmingsplan/beheersverordening opheffen kan op basis van een binnenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 1), bij AMvB aangewezen gevallen (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 2) (lijst met kruimelgevallen), buitenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3; voorheen ook wel een artikel 19 WRO procedure) of een tijdelijke afwijking (artikel 2.12, lid 2). De meest vergaande wijziging van een bestemmingplan is de ontheffing waarin in het bestemmingplan niet is voorzien, de buitenplanse vrijstelling.
Wijziging bestemmingsplan via vergunning (niet voorzien in het bestemmingsplan)
Door een aanvraag van een omgevingsvergunning (buitenplanse afwijking; art. 2.12 lid 1, sub a onder 3o Wabo) kan vergunning verleend worden worden voor een afwijking van het bestemmingsplan. Er moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing. De aanvraag voor wijzing van een bestemming in een bestemmingsplan via een omgevingsvergunning wordt getoetst aan (1) een goede ruimtelijke ordening / zorgvuldige belangenafweging (Awb), (2) verplichtingen (milieu)wetgeving en (3) verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad.
Motivering afwijking bestemmingsplan voor bouwplan: ruimtelijke onderbouwing
Een aanvraag voor wijziging van een bestemming (buiten het bestemmingsplan) via artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wabo moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing. In het Besluit omgevingsrecht (art. 5.20 Bor) is aangeven waaraan deze moet voldoen. Hierbij wordt verwezen naar art. 3.1.6 Bro. Een ruimtelijke onderbouwing is enigszins vergelijkbaar met de toelichting van een bestemmingsplan. In artikel 3.1.6 Bro is onder andere aangegeven dat ingegaan moet worden op de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishouding, cultuurhistorie en relatie met de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Er moet voldaan worden aan de onderzoeksverplichtingen van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Bij stedelijke ontwikkelingen moeten de behoefte aan de ontwikkeling en de locatiekeuze onderbouwd worden. De ruimtelijke onderbouwing van de aanvraag voor wijziging van een bestemming kan vaak beknopter dan een toelichting bij een bestemmingsplan, aangezien deze gericht is op een specifieke, concrete ontwikkeling c.q. bouwplan.
Procedure wijziging bestemmingsplan
Voor de omgevingsvergunning voor het (buitenplans) afwijken van een bestemmingsplan (voorheen een projectbesluit) is de uitgebreide procedure van toepassing. De beslistermijn is 6 maanden. Binnen de eerste 8 weken dient beslist te worden of termijn wordt verlengd met 6 weken. De procedure begint na de aanvraag van de wijzing van de bestemming met terinzagelegging van een ontwerpbesluit waartegen zienswijzen ingeidned kunne worden gedurende 6 weken, gevolgd terinzagelegging van het definitief besluit, en eventueel beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State. De terinzageleggingstermijn van het besluit bedraagt 6 weken en is geen onderdeel van de 6 maanden beslistermijn. Bij een buitenplanse afwijken via artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wabo, gelden de voor een omgevingsvergunning de eis van publicatie van de wijziging van de bestemming in de Staatscourant en digitale publicatie.
Samenloop aanvraag wijziging bestemmingsplan en aanvraag toestemming bouwen
Als een aanvraag wordt ingediend voor ‘bouwen’ welke niet past binnen de geldende bestemming van het bestemmingsplan, dan wordt de aanvraag (op basis van art. 2.10, lid 2 Wabo) tevens gezien als een aanvraag voor «planologisch strijdig gebruik» als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onderdeel c Wabo. De aanvraag voor bouw wordt dan automatisch getoetst of de omgevingsvergunning verleend kan worden op basis vanartikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3, Wabo.
Vergunning in twee fasen voor bouwen of wijziging bestemming
Het is mogelijk de vergunning in twee fasen te splitsen, zodat bijvoorbeeld eerst de planologische aanvaarbaarheid wordt getoetst en daarna het bouwplan. De indiener kan zelf aangeven wat naast de afwijking bestemmingsplan in de eerste fase getoetst moet worden en wat in de tweede fase. Indien de gemeente niet meewerkt aan wijziging van de bestemming dan kan een advocaat bestuursrecht adviseren over de juridische positiie van de aanvrager.