3 januari 2020

Zorgplicht adviseur en bemiddelaar

Categorie: Aansprakelijkheidsrecht

Een adviseur of bemiddelaar heeft ten opzichte van zijn klanten een bijzondere zorgplicht bij de advisering en/of bemiddeling over financiële producten. In het recente arrest van de Hoge Raad (22 maart 2013, LJN: BY 6759) is echter bepaald dat een adviseur/bemiddelaar ook buiten de contractuele relatie een bijzondere zorgplicht kan hebben. Het ging in deze zaak over de navolgende feiten en omstandigheden.

Zorgplicht financieel adviseur leidt tot veel rechtszaken. Een voorbeeld.

De klant en de bemiddelaar zijn in 2001 met elkaar in contact getreden. De bemiddelaar dreef toen een verzekerings- en een hypotheekkantoor, eerst in de vorm van een eenmanszaak en daarna vanuit één of meerdere besloten vennootschappen, waarvan hij enig bestuurder en enig aandeelhouder was. De bemiddelaar heeft sinds 2001 voor de klant bemiddeld bij de totstandkoming van diverse verzekeringen, een hypotheek en het onderbrengen van beleggingen. Het kantoor van de bemiddelaar heeft in 2004 vervolgens een makelaarskantoor gekocht (de aandelen van Heuvel B.V.).

De klant kreeg in 2005 de beschikking over een bedrag van EUR 200.000,–. Hier is met de bemiddelaar over gesproken. Vervolgens is door de klant een overeenkomst van geldlening gesloten met het makelaarskantoor (aldus Heuvel B.V.). Deze overeenkomst is door de bemiddelaar/bestuurder van het verzekerings- en hypotheekkantoor getekend. De klant heeft het bedrag rechtstreeks aan het makelaarskantoor betaald. Vervolgens is in 2007 het makelaarskantoor gefailleerd.

In de procedure vordert de klant van de bestuurder van het verzekerings- en hypotheekkantoor terugbetaling van de lening. Daarbij heeft de klant gesteld dat de bemiddelaar onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, doordat hij haar voorafgaand aan de totstandkoming van de lening het eigen belang van het makelaarskantoor welbewust voorop heeft gesteld en de klant heeft blootgesteld aan risico’s. De bemiddelaar heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij weliswaar namens het makelaarskantoor met de klant heeft gesproken over de lening, maar dat het niet ging om adviesgesprekken en dat dit los stond van het verleden. Volgens de bemiddelaar kon de klant in redelijkheid ook niet verwachten dat hij hierbij optrad als haar adviseur, aangezien zij sprak met een vertegenwoordiger van het bedrijf (het makelaarskantoor, Heuvel B.V.) waaraan de lening zou worden verstrekt.

In eerste aanleg is de vordering door de Rechtbank toegewezen. Het Gerechtshof heeft echter de vordering afgewezen, waarbij is overwogen dat het voor de klant duidelijk moest zijn dat op het moment dat het geld werd geleend aan het makelaarskantoor, de hoedanigheid van de bemiddelaar veranderde. De klant moest zich ervan bewust zijn geweest dat het gevaar van belangenverstrengeling bij deze aangelegenheid (de lening) wezenlijk onderscheiden moest worden van de eerdere aangelegenheden waarin de klant door het kantoor was bediend. Zo herhaalt de Hoge Raad de overweging van het Hof:

“Zij kon naar het oordeel van het Hof vertrouwen in hem stellen, in die zin dat zij in hem een betrouwbaar persoon zag die haar niet zou bedriegen, maar aan zijn gedrag redelijkerwijs niet het vertrouwen kon ontlenen dat hij bereid was als voorheen voor haar een advies- en bemiddelingstaak op zich te nemen en haar belangen te behartigen, ondanks het feit dat hij daarmee zijn eigen vrijheid beperkte om de belangen van Heuvel te behartigen (Rov. 5.5). Hieruit volgt dat G. niet als opdrachtnemend bemiddelaar kan worden beschouwd en hem geen schending van een daaruit voortvloeiende zorgplicht kan worden verweten (Rov. 5.6).”

De Hoge Raad oordeelt anders en wel als volgt.

De Hoge Raad stelt voorop dat de klant vóór 2005 is geadviseerd door de bemiddelaar. Dat de lening een andere kwestie was, betekent volgens de Hoge Raad niet dat de bestuurder niet in strijd zou kunnen hebben gehandeld met zijn bijzondere zorgplicht. Zo geeft de Hoge Raad aan:

“Gelet op het feit dat G. tot dan toe als adviseur van Roffelsen was opgetreden en dat Roffelsen hem juist met het oog op die hoedanigheid, en vanwege het vertrouwen dat zij in hem stelde, had benaderd met het verzoek haar te adviseren over de belegging van het bedrag van € 200.000,–, rustte op G. – die met een en ander bekend was – een zorgplicht haar duidelijk te wijzen op de risico’s die aan de, pas tijdens het gesprek voorgestelde en toen ook direct in een overeenkomst vastgelegde, geldlening aan Heuvel waren verbonden, dan wel naar een andere adviseur te verwijzen. Deze zorgplicht bestond ook nog indien, zoals het Hof heeft vastgesteld, het voor Roffelsen uit de gang van zaken tijdens het gesprek duidelijk was geworden dat G. bij deze aangelegenheid voor Heuvel optrad en daarom behoorde te begrijpen dat hij “niet als opdracht nemend bemiddelaar kan worden beschouwd.” Nu G. was benaderd vanwege de tot dan toe bestaande adviesrelatie en het vertrouwen dat Roffelsen in hem als deskundige persoon stelde, bracht de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid mee dat hij, ook al was geen sprake van een contractuele adviesrelatie met betrekking tot deze aangelegenheid, zich de belangen van Roffelsen zou aantrekken.”

Duidelijk is dus dat een adviseur of bemiddelaar ook buiten de contractuele relatie een bijzondere zorgplicht kan hebben. De adviseur of bemiddelaar heeft immers ook een voorsprong op de klant, hij heeft immers vaak wetenschap van de vertrouwelijke gegevens die hij heeft gekregen dankzij zijn eerdere rol als adviseur en/of bemiddelaar.

Indien u een vraag heeft over dit artikel, of over financieel recht of een ander dreigend juridisch conflict, dan kunt u altijd vrijblijvend contact opnemen met ons.