3 april 2013

Schadevergoeding vorderen van de gemeente

Categorie: Aansprakelijkheidsrecht, Overheidsaansprakelijkheid

De gemeente kan aansprakelijk zijn door fouten in haar optreden. Bijvoorbeeld door besluiten die later vernietigd worden door de rechter. Of sluiting van een weg waardoor de detailhandel geen omzet meer heeft. Ook door bouwwerkzaamheden, bijvoorbeeld aan de metro in Amsterdam, kan schade veroorzaakt worden die vergoed moet worden. Hoe wordt die schade vastgesteld?

Schade vorderen wegens bouwwerkzaamheden van gemeente

Degene die schade leidt door bouwwerkzaamheden van de overheid dient deze schade aan te tonen. Een deskundige kan daartoe gevraagd worden de schade in een rapport vast te leggen. Om geen discussie over de omvang van de schade te krijgen kan de benadeelde ook met de gemeente of andere betrokkene proberen gezamenlijk een deskundige aan te stellen die de schade vastlegt. Een advocaat zal doorgaans ook een deskundige inschakelen om de schade te laten begroten. Als het tot een procedure komt bij de rechter dan kan de rechter ook een deskundige benoemen. Zoals in dit geval betreffende de Noord-Zuidlijn. Het ging daarbij om schade in de vorm van omzetderving als gevolg van bouwwerkzaamheden.

Onderzoek door deskundige naar omzetschade

Deskundige StAB heeft op verzoek van de rechtbank een onderzoek ingesteld naar de omzetschade en daarvan een verslag opgemaakt. Partijen zijn overeenkomstig artikel 8:47, vijfde lid, van de Awb in de gelegenheid gesteld naar aanleiding van de verslagen van de StAB schriftelijk hun zienswijzen naar voren te brengen. De rechtbank is van oordeel dat zij op het deskundigenbericht van de StAB over omzetschade mag afgaan. Dat is slechts anders indien het deskundigenbericht onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.

Welke regels gelden voor de deskundige in de procedure bij de bestuursrechter?

De procedure rond deskundigenonderzoek moet voldoen aan de maatstaven die voortvloeien uit het Mantovanelli-arrest (EHRM 18 maart 1997; NJ 1998, 278 m.nt. HJS). Uit dit arrest volgt dat elke partij in beginsel in de gelegenheid moet worden gesteld om niet alleen zelf bewijs te leveren, maar ook om kennis te nemen van, en commentaar te leveren op het bewijs (§ 33). Deze eis is gerelateerd aan de gerechtelijke procedure zelf; hieruit mag niet in haar algemeenheid worden geconcludeerd dat indien een deskundige door een gerecht wordt benoemd, de partijen in alle instanties moet worden toegestaan de ondervragingen door de deskundige bij te wonen en de documenten waarop hij zich baseert in te zien. Essentieel is dat partijen adequaat kunnen participeren in de procedure voor het gerecht (§ 33). De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven gang van zaken in deze procedure aan deze eisen voldoet. De rechtbank betrekt daarin mede dat eisers ter zitting van 14 januari 2013 vragen en bedenkingen aan de medewerkers van de StAB hebben kunnen voorleggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eisers in staat zijn geweest om effectief hun inbreng te leveren in het kader van het onderzoek door de StAB en dat zij op de resultaten van het onderzoek adequaat tegenspraak hebben kunnen leveren nadat het deskundigenbericht aan de rechtbank was gezonden. De rechtbank vindt voor die opvatting steun in de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 mei 2007, LJN:BA4711 en van 6 mei 2009, LJN: BI2965.

Rechtbank Amsterdam, 1 maart 2013, LJN: BZ5716 (Schadecommissie Noord-Zuidlijn)