Iedere ondernemer heeft te maken met openstaande facturen voor geleverde goederen en/of diensten. Voor u als ondernemer is het van groot belang dat dit soort niet-betwiste geldvorderingen snel en eenvoudig geïnd kunnen worden. Betalingsachterstanden zijn een belangrijke oorzaak van faillissement, vooral bij kleine en middelgrote ondernemingen. Wanneer schuldeisers vanwege de lange duur en relatief hoge kosten gerechtelijke procedures achterwege laten, kan dit bovendien leiden tot opzettelijke wanbetalingen door debiteuren. Bij geringe vorderingen is dit probleem nog groter: vanuit economisch oogpunt is het veelal niet rendabel om een procedure te starten, omdat de kosten veelal de opbrengsten overtreffen. Dit betekent in de praktijk dat schuldeisers in veel gevallen geen gerechtelijke stappen ondernemen om hun recht te halen. Wellicht biedt de Europese betalingsbevelprocedure voor ondernemend Nederland perspectief.
Incasso van onbetwiste geldvorderingen van buitenlandse debiteuren onder huidig Nederlands recht
Het huidige Nederlandse recht kent geen volwaardige incassoprocedure, zoals men bijvoorbeeld in Duitsland of Frankrijk kent. Wanneer u als Nederlandse ondernemer onder het huidige Nederlandse recht een onbetwiste geldvordering van een buitenlandse wederpartij wenst te incasseren, dan bent u in beginsel genoodzaakt een procedure te starten bij de sector kanton van de Rechtbank (bij vorderingen tot EUR 5.000,–) of bij de sector civiel van de Rechtbank (bij vorderingen boven EUR 5.000,–). De praktijk leert echter dat aan zo’n procedure nogal wat nadelen kleven. Vooral de hoge kosten (betekening van de stukken in het buitenland, de noodzakelijke vertaling van onder meer de dagvaarding en bewijsstukken en de kosten van rechtsbijstand, alsmede de tenuitvoerlegging) weerhouden een ondernemer er vaak van om een dergelijke procedure te starten.
De Europese betalingsbevelprocedure
Op 12 december 2006 is de Verordening tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (EBB) vastgesteld en zij is vanaf 12 december 2008 in Nederland van toepassing. De Verordening voorziet in een optionele Europese procedure voor de inning van onbetwiste geldvorderingen in grensoverschrijdende incassogeschillen. De Verordening heeft dus (nog) geen betrekking op puur binnenlandse geschillen. Tot de essentie teruggebracht kenmerkt de EBB zich door de eenvoudige en snelle aard van de rechtsgang, waarbij er geen inhoudelijk onderzoek plaatsvindt en de schuldenaar geen mogelijkheid heeft zich te verweren. De gerechten of autoriteiten die zijn aangewezen om een verzoek in ontvangst te nemen, moeten na het afronden van een aantal formaliteiten het betalingsbevel afgeven. Een door de nationale rechter in executoriale vorm verstrekt EBB kan zowel ter plaatse als in elke andere lidstaat van de Europese Unie ten uitvoer worden gelegd, zonder dat een Europese executoriale titel of exequatur nodig is. De EBB is een facultatieve, zelfstandige procedure. Dit betekent dat het een schuldeiser vrij staat om naast de EBB gebruik te maken van de procedure(s) die het nationale recht van een lidstaat biedt. Dit betekent in de praktijk dat een Nederlandse schuldeiser die een vordering in het buitenland wil innen dus nog steeds kan kiezen voor een (wellicht meer doeltreffende) nationale procedure om tot inning van een onbetwiste schuldvordering over te gaan.
Toepassingsgebied
De EBB is van toepassing op grensoverschrijdende incassogeschillen in burgerlijke en handelszaken met betrekking tot niet-betwiste geldvorderingen. Grensoverschrijdend wil zeggen dat tenminste één van de partijen haar woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht. Een geldvordering is niet-betwist in de zin van de Verordening als de schuldenaar na uitvaardiging van het EBB, niet binnen 30 dagen verweer voert. De EBB is met name van toepassing op vorderingen uit overeenkomst, ongeacht de hoogte van de vordering. De EBB is niet van toepassing op (i) het huwelijksgoederenrecht, (ii) een faillissement, (iii) de sociale zekerheid en (iv) niet-contractuele verbintenissen, zoals bijvoorbeeld een vordering uit onrechtmatige daad.
De procedure en behandeling van het EBB-verzoek
Het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend bij het bevoegde gerecht of andere instantie door middel van een aantal eenvoudig in te vullen standaardformulieren. In de meeste gevallen zal dit een gerecht of instantie zijn in het woonland van de schuldenaar. Uit het oogpunt van consumentenbescherming is in de Verordening bepaald dat in het geval waarin de schuldenaar een consument is, uitsluitend de rechtbank van diens woonplaats bevoegd is. Dit betekent dat wanneer een Nederlandse schuldeiser een schuldvordering wil incasseren van een consument die woonachtig is in een andere lidstaat, zich tot de bevoegde rechter in die lidstaat moet wenden.
Het verzoek kan op iedere wijze, schriftelijk, per fax of elektronisch, worden ingediend. In verband met de hoge kosten van de noodzakelijke vertaling van bewijsstukken hoeven geen schriftelijke bewijsstukken te worden overlegd, maar kan men volstaan met het aanvoeren van bewijselementen. De eiser zal voldoende gegevens en bewijselementen over de vordering moeten verstrekken, zodat de verweerder voldoende informatie heeft om te besluiten de vordering niet te betwisten. Zoals gezegd onderzoekt het gerecht dat van het verzoek kennisneemt, de gegrondheid van de vordering niet. Een inhoudelijk onderzoek van het verzoek om een Europees betalingsbevel komt alleen aan de orde indien de schuldenaar tegen wie het betalingsbevel wordt gevraagd, de vordering betwist.
Wanneer de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, vaardigt de rechterlijke instantie, in beginsel binnen 30 dagen, een zogeheten Europese uitnodiging tot betaling uit. Deze uitnodiging wordt eveneens verstrekt in de vorm van een standaardformulier en is identiek aan het formulier voor de indiening van het verzoek, aangevuld met de voor de schuldenaar vereiste informatie. De beslissing wordt vervolgens aan de schuldenaar betekend met de instructie om binnen drie weken het gevorderde bedrag te betalen of te betwisten. Wordt de vordering niet betwist, maar ook niet betaald, dan wordt de Europese uitnodiging tot betaling ambtshalve omgezet in een Europees betalingsbevel en opnieuw aan de schuldenaar verzonden. Dit bevel heeft executoriale kracht en de schuldeiser kan direct tot tenuitvoerlegging overgaan.
Waarborgen voor de verweerder
Een van de consequenties van het EBB is dat het procesinitiatief wordt omgekeerd. Niet bij de schuldeiser, maar bij degene tegen wie het betalingsbevel is gericht, ligt het initiatief om zich tegen het afgegeven Europese betalingsbevel te verweren. De schuldenaar kan binnen 30 dagen verzet aantekenen via een speciaal daartoe in de Verordening opgenomen verzetformulier. Het verzetformulier kan, evenals het verzoekformulier, op iedere wijze, schriftelijk, per fax of elektronisch, bij het gerecht dat het betalingsbevel heeft gegeven worden ingediend. Een motivering van het verweer is niet noodzakelijk. Een gevolg van het aantekenen van verzet door de schuldenaar is dat de incassoprocedure eindigt en het geschil alleen nog kan worden voortgezet in een gewone procedure, tenzij de schuldeiser bij zijn verzoek heeft aangegeven dat de EBB bij verweer wordt beëindigd. Daarnaast bestaat er voor de verweerder in bepaalde uitzonderlijke gevallen het recht om heroverweging van het EBB te verzoeken. In de toelichting bij de Verordening wordt als grond voor een verzoek tot heroverweging genoemd het geval dat de verweerder door overmacht geen kennis heeft kunnen nemen van het betalingsbevel.
Tot slot
De komst van de EBB, ook al is deze beperkt tot grensoverschrijdende incassogeschillen, geeft een nieuwe dimensie aan het Nederlands procesrecht. De rechtspositie van ondernemers die regelmatig te kampen hebben met grensoverschrijdende wanbetalers wordt met de komst van de EBB aanzienlijk verbeterd. Door invoering van de EBB wordt de ondernemer een manier geboden om op korte termijn en tegen geringe kosten een Europese executoriale titel te verkrijgen.