17 april 2013

Onderhuur in strijd met huurovereenkomst

Categorie: Vastgoedrecht

De zaak betrof een vordering van de verhuurder (een woningcorporatie). De huurder werd door de verhuurder gedagvaard wegens illegale onderhuur. Grondslag voor de vordering van verhuurder is dat de huurder het gehuurde al voor 1 januari 2003 in strijd met de bepalingen van de huurovereenkomst heeft verbouwd en geheel aan studenten heeft onderverhuurd. De winst van de huurder uit de onderverhuur, € 13.800,–, vordert de verhuurder op grond van winstafdracht (art. 6:104 BW). De kantonrechter bepaald dat voldoende aannemelijk is dat de huurder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, zodat de huurder wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De advocaat van de huurder liet het er niet bi zitting. De huurder stelde hoger beroep en cassatie in. De hoge raad heeft nu als laatste rechter uitspraak gedaan gegeven over de winstafdracht bij illegale onderverhuur.

Verhuurder kan gederfde winst vorderen bij illegale onderhuur

Interessant in de uitspraak is de vordering tot winstafdracht die tegen de huurder is ingesteld. Voor toewijzen van die vordering moet enige schade aannemelijk zijn, aldus de Hoge Raad. Concreet nadeel hoeft niet te worden aangetoond. Voor het toewijzen van de vordering tot winstafdracht gelden niet meer of andere vereisten of bij schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) of wanprestatie (artikel 6:74 BW). Bij een vordering uit onrechtmatige daad dient echter meer aangetoond te worden. De Hoge Raad spitst de uitspraak toe op artikel 6:104 BW. De rechter kan op basis van dit artikel een vordering van de verhuurder voor schade van d e verhuurder begroten op het bedrag van de winst dat de huurder met illegale onderhuur heeft genoten of een gedeelte daarvan. Dit wetsartikel biedt de rechter derhalve de nodige vrijheid de schade te begroten. Daarbij geldt in het algemeen ook niet de eis dat de op te leggen schadevergoeding in een reële verhouding staat tot de daadwerkelijk geleden schade. De rechter overweegt:

Schade door onderhuur: winstafdracht vorderen

“Deze bepaling leent zich immers juist voor toepassing in gevallen waarin niet vastgesteld kan worden wat de omvang van de daadwerkelijk geleden schade is, gelijk ook het hof in dit geval heeft geoordeeld dat de door de contractueel verboden onderverhuur aan de verhuurder toegebrachte schade naar zijn aard niet in concreto is vast te stellen, evenmin als de mate waarin de huurder aan het ontstaan van die schade heeft bijgedragen. Dit neemt overigens niet weg dat de rechter, zoals hiervoor in 3.6 overwogen, bij de toepassing van art. 6:104 vanwege het niet-punitieve karakter daarvan in zoverre terughoudendheid in acht behoort te nemen dat, indien aannemelijk is dat het door de schuldenaar behaalde financiële voordeel de vermoedelijke omvang van de schade aanmerkelijk te boven gaat, de rechter de schade in beginsel begroot op een door hem te bepalen gedeelte van de winst.“

Huurder die overgaat tot onderhuur is dus gewaarschuwd. Eventuele winst van de huurder bij onderhuur kan door de verhuurder via de rechter afgepakt worden van de huurder.

Hoge Raad, 18 juni 2010, LJN: BM0893