14 september 2023

Bij intrekking of weigering van een gedoogverklaring is eindelijk bezwaar en beroep mogelijk

Categorie: Cannabis en recht

Naast de uitspraak op 13 september waar eerder deze week over geschreven is, namelijk of een gedoogbeschikking voor een coffeeshop wel of geen schaars recht is, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 13 september nóg een essentiële uitspraak gedaan in het kader van de rechtspraak aangaande coffeeshops en coffeeshophouders.

Tegen een gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs kan vanaf heden, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de Raad van State, bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Goed nieuws voor de coffeeshophouders dus. Waar zij eerst in onzekerheid verkeerden en zelfs naar de civiele rechter moesten, kunnen zij bezwaar en beroep instellen tegen het weigeren of afgeven van gedoogverklaringen.

Eerdere rechtspraak over intrekking gedoogverklaring

De Afdeling oordeelde eerder dat tegen een gedoogverklaring na intrekking of weigering, op een uitzondering na, geen bezwaar of beroep kon worden ingesteld . Daarvoor is toentertijd gekozen om de complexiteit weg te nemen in de rechtspraak en om verdere juridische discussies uit de weg te gaan.

Echter leidde dit tot veel ongenoegen en onbegrip bij de coffeeshophouders, omdat uitsluitend de gedoogverklaring in hun bestaansrecht voorziet en tegen de weigering daarvan, of de verlening aan een ander, geen bezwaar en beroep openstond. De Raad van State heeft dat erkend en grijpt ten behoeve van coffeeshophouders in.

Waarom hebben coffeeshops een gedoogverklaring nodig?

Uitbaters van coffeeshops kunnen geen vergunning aanvragen voor het verkopen van softdrugs, ingevolge de Opiumwet is dit verboden. De gemeente kan de verkoop hiervan tevens niet reguleren. Dit heeft geleid tot het voor Nederland zo kenmerkende gedoogbeleid, waarin de verkoop van softdrugs vanuit de coffeeshop als illegaal wordt beschouwd, maar waarop op voorwaarden niet wordt gehandhaafd.

Burgemeesters kunnen er natuurlijk voor kiezen om in een exploitatievergunning voor een horeca onderneming er rekening mee te houden dat het om een coffeeshop gaat, maar de burgemeester hóeft dat niet. Een dergelijke exploitatievergunning gaat immers niet over de verkoop van softdrugs, daarvoor is een gedoogverklaring nodig.

Uitlokken van een handhavingsbesluit om naar de bestuursrechter te kunnen

Eerder oordeelde de Raad van State dat ten aanzien van gedogen voldoende rechtsbescherming bestaat omdat handhaving kan worden uitgelokt, waartegen alsdan kan worden geprocedeerd. Voor coffeeshophouders betekent dat het blijven verkopen van softdrugs zonder gedoogverklaring. Gelet op de verstrekkende strafrechtelijke en bestuursrechtelijke gevolgen van handhaving op de verkoop van softdrugs, voor coffeeshophouders duidelijk een onacceptabel uitgangspunt. De Raad van State oordeelde daarom ook dat het onevenredig bezwarend is voor uitbaters van coffeeshophouders om van hun te verlangen dat hij in zulke gevallen zijn aangewezen op de risicovolle route van het uitlokken van een handhavingsbesluit.

Het in standhouden van het gedoogsysteem door de landelijke overheid speelt daarbij een grote rol. Zij houden aan de ene zijde vast dat het exploiteren van een coffeeshop illegaal is, maar aan de andere kant vindt er van overheidswege regulering plaats die deze verkoop van softdrugs mogelijk maakt.

Over de intrekking gedoogverklaring moet je kunnen procederen

Dit alles is voor de Raad van State aanleiding geweest om in te grijpen. Mede gelet op het bovenstaande heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak geoordeeld dat de burgemeester van Apeldoorn alsnog inhoudelijk moet beslissen op de bezwaren van de exploitant van de coffeeshop. De burgemeester had zelf het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat een gedoogverklaring geen besluit in de zin van de Awb is, in lijn met de eerdere rechtspraak. De Raad van State acht dat ontoelaatbaar en onevenredig voor coffeeshophouders. Het gedoogbeleid en daarmee de gedoogverklaringen voor coffeeshops bevinden zich in unieke positie ten opzichte van overige gedoogbeschikkingen. Die unieke positie volgt uit het feit dat zij voor hun bedrijfsvoering volledig afhankelijk zijn van de gedoogbeschikking, als ware er een vergunningplicht bestaat, en uit het gegeven dat handhaving, zowel in strafrechtelijke als bestuursrechtelijke zin, zeer verstrekkende gevolgen heeft.

De Raad van State beslist daarom dat voor het instellen van bezwaar en beroep, een gedoogverklaring aan coffeeshops gelijk moet worden gesteld met een beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, zodat daartegen bezwaar bij het bestuursorgaan en beroep bij de bestuursrechter op wordt gesteld. Naar mening van auteur van deze blog een terechte, belangrijke en vooral noodzakelijke ontwikkeling.