Aansprakelijkheid aandeelhouder vennootschapsbelasting
Categorie: Bestuurdersaansprakelijkheid
Onlangs heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid voor vennootschapsbelasting, eventueel ook na verkoop van aandelen in een B.V. Het gaat hier uiteraard om een bijzondere situatie, die afwijkt van de algehele wettelijke aansprakelijkheid. Het betreft hier met name de situatie waarbij een aandeelhouder al dan niet tezamen met zijn familie voor meer dan één derde aandeelhouder is van een B.V. en waarbij de bezittingen van die B.V. in hoofdzaak bestaan uit liquide middelen. Deze specifieke aansprakelijkheid is verondersteld om te voorkomen dat deze B.V. na overdracht wordt leeggehaald, onder achterlating van een schuld voor de vennootschapsbelasting aan de fiscus.
Een aandeelhouder die onder die omstandigheden zijn aandelen verkoopt, blijft dan ook, althans wordt aansprakelijk voor een gedeelte van de vennootschapsbelasting dat de B.V. verschuldigd is aan het einde van het boekjaar waarin de aandelen worden verkocht. Bovendien is hij ook aansprakelijk voor specifieke vennootschapsbelasting die de B.V. verschuldigd wordt in de daarop volgende drie jaren. Dit heeft met name betrekking op verkoop van een B.V waarbij stille reserves en fiscale reserves het vermogen van de B.V. worden verminderd anders dan door de normale bedrijfsvoering. De betreffende aandeelhouder blijft overigens wel de mogelijkheid houden om te bewijzen dat het niet aan hem te wijten is dat het vermogen van de B.V. tekortschiet om de vennootschapsbelasting te voldoen.
Beperken van verhaalsmogelijkheden en aansprakelijkheid
De uitspraak van de Hoge Raad is uitsluitend relevant indien de verkopende aandeelhouder te verwijten valt dat hij wist of behoorde te weten dat de koper van de aandelen, of een derde, door het entameren van buiten de normale bedrijfsvoering liggende handelingen de verhaalsmogelijkheden van de belastingdienst zou beperken, althans onmogelijk zou maken.
Dit heeft met name betrekking op een situatie waarbij de B.V. die verkocht wordt, nog een vordering heeft op de betreffende aandeelhouder.
In de kwestie waarover de Hoge Raad oordeelde was daar ook sprake van.
Die vordering op de oude aandeelhouder werd namelijk aangemerkt als een belegging in liquide middelen.
In dat specifieke geval dient de verkopende aandeelhouder er dus rekening mee te houden dat hij persoonlijk kan opdraaien voor de vennootschapsbelastingschuld van de B.V. na overdracht van zijn aandelen. Doordat er wetenschap wordt verondersteld zou de verkopende aandeelhouder zich ervan bewust moeten zijn dat hij mogelijkerwijs aansprakelijkheid op zich neemt. In verband hiermee heeft deze uitspraak dus voor de algemene transactiepraktijk minder gevolgen.
Indien u nog vragen heeft over dit onderwerp, kunt u zich richten tot ons team ondernemingsrecht.