10 oktober 2023

Schorsing van boete of dwangsommen tijdens bezwaar- en beroepsprocedure: 7 voorbeelden

Categorie: Bestuurlijke boete, Bestuursdwang, Handhaving

De gemeente of een ander bestuursorgaan kan een bestuurlijke boete, last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen. De vermeende overtreder kan daartegen bezwaar aantekenen, maar dat bezwaar schorst niet de verplichting de boete te betalen. In het strafrecht wordt een bestraffende sanctie wel  geschorst als er nog een procedure loopt. Daarom is de overtreder bij een bestuursrechtelijke sanctie wel genoodzaakt zelf om schorsing te verzoeken bij de instantie die de boete heeft opgelegd en desnoods een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter te vorderen om de rechter het boetebesluit te laten schorsen zolang er over wordt geprocedeerd. Ik geef 7 voorbeelden van schorsing van een opgelegde sanctie door de bestuursrechter in een voorlopige voorziening.

Overheid moet zwaarwegend belang hebben bij invordering boete of dwangsommen tijdens een procedure

De Raad van State heeft in een advies van 13 juli 2015 (W03.15.0138/II) bepaalt dat er sinds 2004 aanzienlijk meer hoge bestuurlijke boetes zijn, ook ware boetes voor kleine ondernemingen en zelfs particulieren. Boetes in dit soort gevallen kunnen een ingrijpend karakter hebben en tot een onevenredige financiële last leiden. Het lijkt er op voorhand geen rechtvaardiging te bestaan voor het verschil tussen het strafrecht en het bestuursrecht en het ontbreken van schorsende werking van rechtsmiddelen voor het bestuursrecht in het licht van de ingrijpend gewijzigde context waarin de bestuurlijke boete tegenwoordig functioneert. Die overwegingen waren voor de rechter in Amsterdam om te overwegen in een situatie waarin nog niet vaststaat of de bestuurlijke boete, ook gelet op de evenredigheid, terecht is opgelegd, terwijl invordering van een boete tot onomkeerbare gevolgen voor de uitoefening van een bedrijf zou kunnen leiden, het bestuursorgaan een zwaarwegend belang dient te hebben om – hangende de beroepsprocedure – tot invordering van de boete over te gaan.

Uit de voorbeelden die ik hieronder bespreek zal blijken dat het draait om deze belangenafweging, om de schorsing van een sanctiebesluit al dan niet toe te wijzen.

1 | Invordering verbeurde dwangsommen geschorst met oog op financiële gevolgen

In de zaak van 20 augustus 2022 is de het bedrijf dat een last onder dwangsom kreeg opgelegd dat deze niet zijn verbeurd omdat de gemeente op onjuiste gronden is uitgegaan van overtredingen. De gemeente is niet beried vrijwillig de invordering van de dwangsommen op te schorten tijdens de beroepsprocedure. Dus moet de bestuursrechter er aan te pas komen.

Deze overweegt dat gelet op de hoogte van het ingevorderde bedrag  van € 300.000 en de door RVB Infra Harderwijk B.V. en anderen gegeven toelichting zoals hiervoor in overweging 5 is vermeld, acht de voorzieningenrechter het belang bij schorsing van het invorderingsbesluit in dit geval zwaarder wegen dan het belang van het college bij invordering voorafgaand aan de uitspraak in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het verzoek toe te wijzen en het invorderingsbesluit te schorsen.  

2 | Noodzaak voor sluiting woning boven café voor 6 maanden onvoldoende onderbouwd

Sluiting van een woning is ingrijpend voor de bewoner, net als de sluiting van een café voor een horeca-exploitant ingrijpend is. De rechter wordt daarom verzicht de besluit van de gemeente tot sluiting te schorsen tijden de lopen de procedure. De rechter bepaalt in deze zaak dat gelet op het feit dat de burgemeester er uitdrukkelijk voor heeft gekozen ten aanzien van de woning en het café twee afzonderlijke besluiten tot sluiting te nemen, rijst de vraag of en zo ja, in hoeverre, de aan het besluit tot sluiting van de bovenwoning ten grondslag gelegde feiten ook ten grondslag mochten worden gelegd aan het besluit tot sluiting van het café. En als dit inderdaad niet mocht, dan is het de vraag of de aangetroffen hoeveelheid softdrugs een onmiddellijke sluiting van het café rechtvaardigde. Deze procedure leent zich naar het oordeel van de voorzitter niet voor beantwoording van deze vragen. Het oordeel daarover wordt aan de Afdeling overgelaten.

3 | Sluiting horecazaak aangezegd door de gemeente

De gemeente had de Seafoodbar bestuursdwang aangezegd en gelast het gebruik van de detailhandel als horecabedrijf op de Leidsestraat te (laten) staken en gestaakt te houden. De Seafood Bar heeft zich op het standpunt bij de bestuursrechter gesteld dat de inkomsten die met de verkoop van producten voor directe consumptie wordt behaald een onmisbaar deel van haar totale inkomsten betreft en dat het voldoen aan de opgelegde last grote gevolgen voor haar zal hebben. Dit is door het college niet betwist. Weliswaar begrijpt de voorzieningenrechter dat het college een groot belang hecht aan handhaving van strijd met het bestemmingsplan in het centrumgebied, maar gelet op de voormelde onduidelijkheid van de last en de belangen van Seafood Bar, zal de voorzieningenrechter overgaan tot het treffen van de navolgende voorziening. Het besluit wordt geschorst tot 2 weken na de uitspraak in hoger beroep.

4 | Last onder dwangsom tegen kamerverhuur terwijl huurders er nog zitten

In deze zaak is een last onder dwangsom opgelegd strekkende tot het staken van de exploitatie van een kamerverhuurpand. De verhuurder heeft de rechter op de zitting toegelicht dat op dit moment nog huurders in het pand wonen. De afwijzing van het verzoek zou, zonder nadere voorziening, betekenen dat deze huurders per direct zouden moeten vertrekken om te voorkomen dat dwangsommen worden verbeurd. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de huurders enige tijd te geven om het gehuurde te verlaten. Daarom zal de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:87 lid 1 Awb bepalen dat de voorziening die de rechtbank als ordemaatregel heeft getroffen, wordt gewijzigd in die zin dat schorsing van de last onder dwangsom wordt verlengd tot zes weken na verzending van deze uitspraak. Binnen deze termijn kan de verhuurder aan de last voldoen, zonder dat zij dwangsommen verbeuren.

5 | Last onder bestuursdwang om woning te slopen

De gemeente heeft in deze kwestie een last onder bestuursdwang opgelegd om een illegaal gebouwde woning te verwijderen. De eigenaar wil dat deze maatregel wordt geschorst en stapt naar de bestuursrechter. Als  de besluiten niet worden geschorst, wordt de woning van [verzoeker] op korte termijn verwijderd als hij niet aan de last voldoet. Ter zitting heeft de eigenaar toegelicht wat hiervan voor hem de gevolgen zijn. Daartegenover staat het belang van het college en omwonenden bij verwijdering van de woning. De woning is al vele jaren aanwezig. Niet gebleken is dat omwonenden veel overlast ervaren door de aanwezigheid van de woning. Ook anderszins is niet gebleken dat er een acuut belang bestaat bij verwijdering van de al lange tijd aanwezige woning. De voorzieningenrechter vindt het belang van de eigenaar zwaarder wegen dan dat van de gemeente De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. De besluit worden geschorst.

6 | Dwangsom om verontreiniging te saneren

Een verontreiniging moet op last van de gemeente gesaneerd worden. Daartoe legt de gemeente een ast onder dwangsom op met een maximum van €25.000. De saneringskosten bedragen €45.000. De voorzieningenrechter is gevraagd het besluit te schorsen en na afweging van deze belangen van oordeel dat het belang van eigenaar bij schorsing van de last onder dwangsom zwaarder weegt dan het belang van het college bij uitvoering daarvan. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het op laten ruimen van de verontreiniging de eigenaar veel geld zou kosten, terwijl volgens het college van acuut gevaar voor de omgeving of het milieu geen sprake is zolang het pand gesloten blijft, wat door de opgelegde last onder bestuursdwang al ruim een jaar het geval is.

7 | Agrarisch bedrijf moet 2 maanden lang werk stilleggen

Op last van het ministerie moet het oogsten dan wel rooien van prei en alle daarmee samenhangende werkzaamheden stilgelegd worden. Het bedrijf heeft verzocht om schorsing van het bevel tot stillegging en het besluit totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De rechter is kritisch. Het belang dat de minister heeft bij uitvoering van het bevel tot stillegging, weegt niet op tegen het belang het bedrijf heeft bij schorsing van dat bevel, gelet op de gevolgen  van het voor twee maanden stilleggen van alle werkzaamheden die verband houden met prei. Daarom zullen het bevel van 2 januari 2014 en het besluit van 18 april 2014 bij wijze van voorlopige voorziening worden geschorst totdat uitspraak is gedaan in de bodemzaak.